ACT en de treinreizigster
Imke De Graaf • 29 april 2019
Er was eens een vrouw met pijn. Ze ging met haar fysieke klachten om zoals met alle problemen: aanpakken die handel! Doorzetten en flink zijn. Toen ze uitgerevalideerd was en nog steeds pijn had kreeg ze te horen ‘het maar te accepteren’.
Zo kwam ze bij mij. Somber, omdat haar leven al zo lang niet meer leek op dat van vroeger, maar ook strijdbaar. Zeg me maar wat ik moet doen om die pijn te accepteren! Let’s go! Ik hoefde niet veel vragen te stellen om onder de vechtlust de hoop te horen dat de pijn toch uiteindelijk wel zou afnemen, omdat anders de toekomst geen zin had. Alles wat ze altijd graag gedaan had, kon nu niet meer.
ACT (Acceptance and Commitment Therapy) is een therapievorm die gericht is op het accepteren van datgene wat we niet kunnen veranderen en die mensen helpt in beweging te komen in de richting van hun waarden. Mijn client wilde alles wel proberen, dus ook ACT, maar had zelf het idee dat er niets te bewegen viel, simpelweg omdat haar lichaam haar tegenhield. Ze kon helemaal niet meer bepalen wat ze wilde doen, zei ze. Dat bracht me op de metafoor van de trein. ‘Vroeger reed je lekker rond, in je autootje. Je zat aan het stuur en besliste waar je naar toe ging. Nu zit je ineens in de trein. Je hebt geen zeggenschap over wat hij naar toe gaat, je kent je bestemming niet eens. Dat is moeilijk. Het maakt je zo boos dat je koste wat het kost uit die trein wil, terug naar je auto. Je doet niets anders dan vechten met de machinist om de trein te stoppen. Misschien gaat je pijn nooit meer weg en zul je nooit meer zelf rijden. Maar wat we hier samen kunnen doen, is kijken of we kunnen zorgen dat jij stopt met vechten en in die trein gaat zitten. Naar buiten kijken, je medereizigers ontmoeten, ontdekken waar je heen gaat. Ontdekken wat reizen met de trein allemaal is. Want nu doe je het geen van beide, je zit niet in de auto en merkt ook niets van je treinreis. Je rolt alleen maar over de grond met de machinist.’
Zo gingen we aan de slag. Aan de slag met stilstaan bij de pijn en bij het bijkomende verlies. Dat viel nog niet mee. Jezelf toestaan te rouwen om de toekomst die je verloren bent, gewoon even expres bij de pakken neerzitten en kijken wat er allemaal in zit, echt niet makkelijk, zeker niet voor een verstokte ‘aanpakker’. Maar het is niet voor niets dat er gezegd wordt dat stilstaan soms de grootste vooruitgang brengt. Mijn client ging zien wat haar eeuwige ‘schouders eronder!’ haar in het verleden gebracht had, en ook wat het haar nu kostte. Dat haar coping strategie haar in deze situatie juist in de weg zat. Naast de pijn die niet wegging was er ook de hele dag dat strenge oordeel in haar hoofd: je moet niet zo piepen, je maakt je niet nuttig, je bent anderen tot last, doe meer dit, doe niet zo. Niet altijd een aardige stem, maar wel lekker duidelijk. We onderzochten hoe het voelde om dat oordeel en die gedachten minder serieus te nemen, wat het betekende om er niet naar te luisteren. En zo kwam er ruimte. De treinreizigster liet de machinist met rust, stopte met worstelen en ging achterover zitten. Ze kwam erachter dat ze zittend in de trein nog dezelfde passies, interesses, kwaliteiten en talenten had als toen ze autoreed.
We komen aan het einde van de therapie. Weet je nog, die metafoor met die trein, vraag ik. Hoe is het nu? En ze zegt: ‘Ik rij weer zelf! Het is precies omgekeerd nu. Ik dacht dat ik controle kon hebben over mijn pijn en mijn gedachten, maar ik weet nu dat dat niet klopt. En ik dacht dat ik helemaal geen controle meer had over wat ik wilde en kon, en als ik kijk wat ik nu allemaal doe….!’
ACT is zo’n krachtige therapievorm. Deze vrouw voelde zich gevangen in haar pijn. Nu ze weggaat heeft ze nog steeds pijn en zijn sommige dagen nog steeds ontzettend zwaar. Waarschijnlijk zullen er nog veel van dat soort dagen zijn in de toekomst. En toch. Al is ze niet van haar pijn bevrijd, ze is in bepaalde opzichten vrijer dan ze was voor het ongeluk dat de pijn veroorzaakte. Ze zit aan het stuur, zich bewust van haar kunnen en haar wensen en ze gaat als een speer.
Dit delen:

Jaren geleden werd ik heel ziek tijdens een droomvakantie naar Madagaskar. Als ik daaraan terugdenk zie ik de allerliefste piepjonge en beeldschone, in roze gestoken verpleegstertjes boven mijn bed zweven en voel ik de angst. Wat me het meest is bijgebleven van mijn terugreis naar Nederland is het gevoel van de gladde wegen in de taxi van het vliegveld naar huis. Het stond voor veiligheid, zekerheid, en het vertrouwen dat het weer goed zou komen. Thuis, Nederland, waar alles geregeld is. Ik had nooit eerder zo’n diep gevoel van dankbaarheid ervaren voor de staat van onze infrastructuur. Ik wil maar zeggen: soms gebeurt er iets waardoor je alles anders gaat bekijken en ineens heel blij bent met iets dat er altijd al was. Omdat een mens, of in ieder geval ik, dit soort waardevolle lessen snel vergeet, geeft het leven je meerdere kansen om te leren. Afgelopen zomer stond weer een droomvakantie gepland. Ik had een sabbatical genomen van begin schooljaar tot kerst en met de zomervakantie erbij konden mijn man en ik een half jaar reizen. Het afscheidsetentje met de kinderen was al achter de rug; de spullen stonden klaar in de gang. Laat ik het vervolg samenvatten door te zeggen dat het sabbatical werd omgezet in ziekteverlof en dat mijn man en ik wel een half jaar hebben gereisd, maar dan metaforisch gezien, door de medische wereld. Gisteren zat ik bij de bedrijfsarts, om te bespreken of ik weer klaar was om les te geven. Ik vertelde dat ik even de klas in gegaan was om mijn mentorleerlingen te zeggen dat ik terugkwam, en dat ik meteen daarna de wc was ingedoken omdat ik moest huilen. Hij vroeg waarom en ik kwam niet veel verder dan ‘omdat ik dacht…ik ben er weer. Ze zaten ook allemaal zo lief te kijken.’ En toen wist ik het zelf ook weer. Ik ben nog niet de oude en zie op tegen de werkdruk, de stress rondom allerlei organisatorische veranderingen en de onvoorspelbaarheid van een klas. Ik ben bang dat ik focus mis en te emotioneel reageer als het tegenzit. Maar die school, dat is mijn plek. Werken met zo’n club vijftienjarigen, al die individuen die me nieuwsgierig maken en blijven uitdagen, vind ik het allermooist. En als ik dan hoor ‘Hééé mevrouw! Bent u er weer! We hebben u gemist!’ dan voelt dat net als toen met die gladde weg. Kom maar op, 2026.

Op een familieweekend zag ik mijn dochters (20 en 22) ineens een heel andere versie van ‘Wie is het?’ spelen. Ze stelden elkaar vragen die niets met uiterlijk te maken hadden zoals ‘Eet deze persoon vaak een emmer kip van KFC?’ of ‘Heeft de jouwe een huis vol planten?’. Het gemak waarmee ze na elke ‘ja’ of ‘nee’ personen begonnen weg te klappen was hilarisch en tot mijn verbazing lukte het een paar keer de juiste persoon te kiezen. Zo niet, dan zaten ze er heel dichtbij en volgden uitroepen als ‘Natuurlijk zit zij niet bij een leesclub! Kijk dat haar!’ We stoppen mensen in hokjes, dichten ze eigenschappen, hobby’s, voorkeuren of overtuigingen toe op basis van hun uiterlijk. Dat is evolutionair zo bepaald. Het is heel nuttig, dat we dit kunnen. Zo zien we snel wie ‘onze mensen’ zijn en wie niet. Een juiste inschatting of iemand tot de veilige groep behoorde was in de prehistorie van levensbelang. Snel kunnen oordelen hielp ons overleven. Nu de groep, zeker na de komst van het internet, onoverzichtelijk groot geworden is, helpt het indelen van mensen ons de complexiteit van de wereld te beheersen. Het geeft een gevoel van orde en het vergemakkelijkt samenwerking en het opbouwen van relaties binnen onze eigen groep. We stoppen mensen in hokjes en dat geeft niks, zolang we ons ervan bewust zijn dat we dat doen. Dan kunnen we geregeld stilstaan bij onze aannames om meer te leren over de bril waarmee we kijken, om hem vervolgens af te zetten. Actief streven naar nuance, met nieuwsgierigheid als grondhouding. Het baart mij grote zorgen dat het identiteitsdenken in deze tijden van polarisatie onder jongeren aan kracht lijkt te winnen. De focus op gedeelde ervaringen of kenmerken binnen een groep, zoals ras, gender, religie of seksualiteit, kan belangrijk zijn voor een gemeenschappelijke strijd en er is veel om voor te strijden. Er is systemisch onrecht, elke dag sterven onschuldige mensen, het lijden is groot. Ik hou van betrokken jonge mensen die zich zorgen maken over het lijden van anderen en de toekomst van onze planeet en die willen vechten voor een betere wereld. Maar de manier waarop, met deze focus op één kenmerkend aspect, leidt er toe dat mensen gereduceerd worden tot die ene identiteit. Palestijn, Jood, boer, klimaatactivist, et cetera. De ‘wij’ of de ‘zij’. Verschillen worden uitvergroot en stereotyperingen en vooroordelen versterkt. Precies wat we niet nodig hebben. Op school ervaar ik dat, alle goede bedoelingen ten spijt, het prioriteren van diversiteit en inclusiviteit op de manier waarop dat de laatste jaren gebeurt niet bijdraagt aan meer begrip voor elkaar. De strijd voor maatschappelijke verandering en emancipatie van minderheden wordt te vaak ideologisch gevoerd. Ik zie leerlingen die bang zijn hun mening te geven, omdat het een 'verboden' mening kan zijn. Laatst twijfelde een leerling midden in zijn zin, toen hij het had over een 'bl...b...coloured man'. Bij een les over gendergelijkheid was de irritatie in de groep voelbaar. Niemand bleek aan gelijke kansen en keuzes voor man en vrouw te denken. Gender stond alleen voor genderidentiteit. Ik heb collega's die klachten krijgen over grapjes, via ouders en directie. Leerlingen groeien niet op in een vacuüm. En onze kinderen groeien nu op in een klimaat dat niet bevorderlijk is voor kritisch denken, voor een open houding en een uitgesteld oordeel. Walt Whitman zei het al in zijn Song of Myself in 1855, ver voor het spel 'Wie is het?' bestond: ‘I am not contained between my hat and my boots’ since ‘[in] all people I see myself’. We kunnen allemaal iets van onszelf in de ander, elke ander, herkennen. We hebben meer gemeen dan we van elkaar verschillen. En niemand van ons is te reduceren tot één aspect van zijn wezen. Als je mij vrouw noemt, of wit, of Nederlands, of docent, weet je niet wie ik ben. Al deze kenmerken zijn belangrijk voor wie ik geworden ben en hebben elke dag invloed op de bril waarmee ik mezelf en de wereld zie, maar ze vertellen niet mijn hele verhaal. Ik hou van quinoasalade en carnaval, van filosofie en B&B Vol Liefde, van achtbanen en de hei. De bekendste regel uit het gedicht van Whitman luidt ‘Do I contradict myself? Very well then I contradict myself, (I am large, I contain multitudes)’. Dat geldt voor iedereen en dat is prachtig. Het maakt nieuwsgierig. Hoop ik.