Zak 'ns lekker door!

Imke De Graaf • 9 februari 2023

Over carnaval en coachen

Zijn carnavalskrakers op hun plek in de gereedschapskist van coaches en leerlingbegeleiders? Zeker weten.


Mijn man heeft afgelopen week een carnavalslied voor me geschreven, toen ik een opmerking maakte over een diepe kras in ons nieuwe tafelblad. De titel luidde: ‘Als ge d’r nie noar kiekt, dan ziede ’t nie!’ en hij zette het meteen uit volle borst in. Geen serenade, wel leuk. Maar dat terzijde.


Acceptance en Commitment Training (ACT) biedt verrassende, grappige manieren om met negatieve gedachten om te gaan. Door middel van defusie, een van de zes bouwstenen van het ACT-model, maak je je los van belemmerende overtuigingen. Sommige gedachten hebben we zo vaak dat het lijkt alsof ze deel van ons zijn, alsof we er mee samen vallen. Soms realiseren we ons niet eens meer dat we die gedachten hebben, omdat het al zo lang zo is. Dan staat een gedachte als ‘ik ben niet goed genoeg’ of ‘alles dat ik doe mislukt toch’ aan de basis van wat we doen, of daardoor juist laten. De defusieoefeningen creëren afstand tussen ons en de gedachten (we de-fuseren); we leren ze weer zien voor wat ze zijn. Alleen gedachten. We hoeven ze niet serieus te nemen. We bestrijden de overtuigingen niet (‘Je bent wél de moeite waard!’) en vervangen ze ook niet door andere (‘Ik mag er zijn.’) De inhoud van de gedachten laten we met rust, terwijl we werken aan een andere relatie met de gedachten. We passen de lading aan, ontkrachten ze, zodat ze minder vat op ons krijgen. Het is alsof we de lont (in het Engels fuse) uit het kruidvat halen (de-fuse).


Waar zit de link tussen het bovenstaande en de polonaise? Misschien helpt een voorbeeld. Een tijd terug begeleidde ik een stiefmoeder die elke middag bij thuiskomst hevig gefrustreerd het overvolle aanrecht zag dat haar stiefzoons hadden achtergelaten na een tosti-binge. ‘Het is hier geen hotel!’ had ze al vaker uitgeroepen. De relatie met haar stiefzoons was slecht en al nam ze zich keer op keer voor het anders aan te pakken, ze ontplofte steeds als ze de troep zag. We namen samen die gedachte ‘Het is hier geen hotel’ eens goed onder de loep. Hij stond voor het gebrek aan waardering voor haar inzet dat ze ervoer. Ze voelde zich niet gezien. Er zat een overtuiging onder die ze van vroeger had meegenomen: ‘Ik doe er niet toe’. Als de gedachte opkwam reageerde ze automatisch, als door een wesp gestoken. Haar reactie leverde alleen maar meer afstand op tussen haar en haar stiefzoons. Tijd voor defusie.


We hebben samen door de praktijkruimte gehost, met een passend rijmpje op Zak ‘ns lekker door. ‘Het ís hier geen hotel! Het ís hier geen hotel!’, inclusief de diepe kniebuigingen. Ze wilde eerst niet meedoen, vond het raar en voelde zich stom, maar uiteindelijk sloot ze aan. Ze verliet met tranen van het lachen de praktijkruimte, en lachte nog harder om de verbaasde blikken in de wachtkamer. Een week later kwam ze lachend binnen. ‘Het was zo raar! Ik kwam thuis, wéér in die bende, en ik was boos, maar ik zakte even door mijn knieën en ik zong het in mijn hoofd, en toen riep ik de jongens. Ik denk dat ik beter klonk, minder kwaad.’ Ze had 2 seconden gewonnen tussen de gedachte en de reactie, en dat is soms een belangrijke eerste stap.


Ook op school doe ik defusieoefeningen. Ik vraag de leerlingen die ik individueel begeleid om iets uit de kamer te gebruiken als instrument: een pennenbakje of hun etui. En dan zakken we lekker door op ‘Het lígt altijd aan mij!’, ‘Alles moet perfect!’ of ‘Ik háál het nooit meer op!’. Samen lachen om je hoofd, dat is weer eens iets anders.


Ben je nieuwsgierig geworden naar defusie, en de andere vaardigheden waarmee je met ACT werkt aan psychologische flexibiliteit? Kijk dan op www.act2go.nl


Dit delen:

door Imke De Graaf 13 december 2025
Jaren geleden werd ik heel ziek tijdens een droomvakantie naar Madagaskar. Als ik daaraan terugdenk zie ik de allerliefste piepjonge en beeldschone, in roze gestoken verpleegstertjes boven mijn bed zweven en voel ik de angst. Wat me het meest is bijgebleven van mijn terugreis naar Nederland is het gevoel van de gladde wegen in de taxi van het vliegveld naar huis. Het stond voor veiligheid, zekerheid, en het vertrouwen dat het weer goed zou komen. Thuis, Nederland, waar alles geregeld is. Ik had nooit eerder zo’n diep gevoel van dankbaarheid ervaren voor de staat van onze infrastructuur. Ik wil maar zeggen: soms gebeurt er iets waardoor je alles anders gaat bekijken en ineens heel blij bent met iets dat er altijd al was. Omdat een mens, of in ieder geval ik, dit soort waardevolle lessen snel vergeet, geeft het leven je meerdere kansen om te leren. Afgelopen zomer stond weer een droomvakantie gepland. Ik had een sabbatical genomen van begin schooljaar tot kerst en met de zomervakantie erbij konden mijn man en ik een half jaar reizen. Het afscheidsetentje met de kinderen was al achter de rug; de spullen stonden klaar in de gang. Laat ik het vervolg samenvatten door te zeggen dat het sabbatical werd omgezet in ziekteverlof en dat mijn man en ik wel een half jaar hebben gereisd, maar dan metaforisch gezien, door de medische wereld. Gisteren zat ik bij de bedrijfsarts, om te bespreken of ik weer klaar was om les te geven. Ik vertelde dat ik even de klas in gegaan was om mijn mentorleerlingen te zeggen dat ik terugkwam, en dat ik meteen daarna de wc was ingedoken omdat ik moest huilen. Hij vroeg waarom en ik kwam niet veel verder dan ‘omdat ik dacht…ik ben er weer. Ze zaten ook allemaal zo lief te kijken.’ En toen wist ik het zelf ook weer. Ik ben nog niet de oude en zie op tegen de werkdruk, de stress rondom allerlei organisatorische veranderingen en de onvoorspelbaarheid van een klas. Ik ben bang dat ik focus mis en te emotioneel reageer als het tegenzit. Maar die school, dat is mijn plek. Werken met zo’n club vijftienjarigen, al die individuen die me nieuwsgierig maken en blijven uitdagen, vind ik het allermooist. En als ik dan hoor ‘Hééé mevrouw! Bent u er weer! We hebben u gemist!’ dan voelt dat net als toen met die gladde weg. Kom maar op, 2026.
door Imke De Graaf 23 september 2024
Op een familieweekend zag ik mijn dochters (20 en 22) ineens een heel andere versie van ‘Wie is het?’ spelen. Ze stelden elkaar vragen die niets met uiterlijk te maken hadden zoals ‘Eet deze persoon vaak een emmer kip van KFC?’ of ‘Heeft de jouwe een huis vol planten?’. Het gemak waarmee ze na elke ‘ja’ of ‘nee’ personen begonnen weg te klappen was hilarisch en tot mijn verbazing lukte het een paar keer de juiste persoon te kiezen. Zo niet, dan zaten ze er heel dichtbij en volgden uitroepen als ‘Natuurlijk zit zij niet bij een leesclub! Kijk dat haar!’ We stoppen mensen in hokjes, dichten ze eigenschappen, hobby’s, voorkeuren of overtuigingen toe op basis van hun uiterlijk. Dat is evolutionair zo bepaald. Het is heel nuttig, dat we dit kunnen. Zo zien we snel wie ‘onze mensen’ zijn en wie niet. Een juiste inschatting of iemand tot de veilige groep behoorde was in de prehistorie van levensbelang. Snel kunnen oordelen hielp ons overleven. Nu de groep, zeker na de komst van het internet, onoverzichtelijk groot geworden is, helpt het indelen van mensen ons de complexiteit van de wereld te beheersen. Het geeft een gevoel van orde en het vergemakkelijkt samenwerking en het opbouwen van relaties binnen onze eigen groep. We stoppen mensen in hokjes en dat geeft niks, zolang we ons ervan bewust zijn dat we dat doen. Dan kunnen we geregeld stilstaan bij onze aannames om meer te leren over de bril waarmee we kijken, om hem vervolgens af te zetten. Actief streven naar nuance, met nieuwsgierigheid als grondhouding. Het baart mij grote zorgen dat het identiteitsdenken in deze tijden van polarisatie onder jongeren aan kracht lijkt te winnen. De focus op gedeelde ervaringen of kenmerken binnen een groep, zoals ras, gender, religie of seksualiteit, kan belangrijk zijn voor een gemeenschappelijke strijd en er is veel om voor te strijden. Er is systemisch onrecht, elke dag sterven onschuldige mensen, het lijden is groot. Ik hou van betrokken jonge mensen die zich zorgen maken over het lijden van anderen en de toekomst van onze planeet en die willen vechten voor een betere wereld. Maar de manier waarop, met deze focus op één kenmerkend aspect, leidt er toe dat mensen gereduceerd worden tot die ene identiteit. Palestijn, Jood, boer, klimaatactivist, et cetera. De ‘wij’ of de ‘zij’. Verschillen worden uitvergroot en stereotyperingen en vooroordelen versterkt. Precies wat we niet nodig hebben. Op school ervaar ik dat, alle goede bedoelingen ten spijt, het prioriteren van diversiteit en inclusiviteit op de manier waarop dat de laatste jaren gebeurt niet bijdraagt aan meer begrip voor elkaar. De strijd voor maatschappelijke verandering en emancipatie van minderheden wordt te vaak ideologisch gevoerd. Ik zie leerlingen die bang zijn hun mening te geven, omdat het een 'verboden' mening kan zijn. Laatst twijfelde een leerling midden in zijn zin, toen hij het had over een 'bl...b...coloured man'. Bij een les over gendergelijkheid was de irritatie in de groep voelbaar. Niemand bleek aan gelijke kansen en keuzes voor man en vrouw te denken. Gender stond alleen voor genderidentiteit. Ik heb collega's die klachten krijgen over grapjes, via ouders en directie. Leerlingen groeien niet op in een vacuüm. En onze kinderen groeien nu op in een klimaat dat niet bevorderlijk is voor kritisch denken, voor een open houding en een uitgesteld oordeel. Walt Whitman zei het al in zijn Song of Myself in 1855, ver voor het spel 'Wie is het?' bestond: ‘I am not contained between my hat and my boots’ since ‘[in] all people I see myself’. We kunnen allemaal iets van onszelf in de ander, elke ander, herkennen. We hebben meer gemeen dan we van elkaar verschillen. En niemand van ons is te reduceren tot één aspect van zijn wezen. Als je mij vrouw noemt, of wit, of Nederlands, of docent, weet je niet wie ik ben. Al deze kenmerken zijn belangrijk voor wie ik geworden ben en hebben elke dag invloed op de bril waarmee ik mezelf en de wereld zie, maar ze vertellen niet mijn hele verhaal. Ik hou van quinoasalade en carnaval, van filosofie en B&B Vol Liefde, van achtbanen en de hei. De bekendste regel uit het gedicht van Whitman luidt ‘Do I contradict myself? Very well then I contradict myself, (I am large, I contain multitudes)’. Dat geldt voor iedereen en dat is prachtig. Het maakt nieuwsgierig. Hoop ik.
MEER BLOGS »