ACT, de hond en de prachtige vrouw

Imke De Graaf • 25 augustus 2019
Ik ben best tevreden over de manier waarop mijn man en ik onze kinderen hebben opgevoed. Het zijn hartstikke leuke mensen geworden (of: gebleven. Zo kun je er ook naar kijken). Maar sommige dingen zijn echt niet gelukt, ondanks de extreme tijdsinvestering. 

Herstel: nóg niet! Nóg niet! Het zijn pubers, met hun discrepantie tussen wat ze zeggen te gaan doen en het daadwerkelijke gedrag. Je kent het wel. Uit jezelf je spullen opruimen staat met stip op 1 in mijn lijst met opvoedingsdoelen. Als ik mijn oudste dochter ( in dit verband: de Grootste Uitdaging) erop attendeer krijg ik een afwezig ‘Ja, doe ik zo…’, een vrolijk ‘Oepsie!! Ja, doe ik!’ of een geïrriteerd ‘Jáhaa! Jezus!’

Gisteren zat ik me wild te ergeren aan het kledingspoor in mijn woonkamer, over de trap naar boven, toen ik bedacht dat ik even hardleers ben. En het puber-excuus geldt niet meer als je bijna 47 bent. Sommige vragen stel ik mezelf echt bijna elke dag, en er volgt ook elke keer hetzelfde antwoord. En toch moet ik de vraag de volgende dag weer stellen. Voor ik met voorbeelden kom haal ik er een metafoor bij die ik al eens eerder gebruikt heb:

Je staat midden op straat. Plotseling zie je aan weerskanten een vrouw heel hard voorbijrennen. De persoon die je links voorbijrent wordt achterna gezeten door een grote, gevaarlijk uitziende hond. De persoon rechts rent naar iemand die stralend staat te wachten, de armen wijd open. De twee vrouwen rennen precies even hard, en ze gaan dezelfde kant op.

De vrouw met de hond is op de vlucht. De andere vrouw is op weg naar iemand die haar heel blij maakt. De vraag die ik mezelf keer op keer stel is: wie wil je zijn? Nou, dat lijkt me duidelijk. Maar dan: welke vrouw ben ik nu? Ben ik aan het doen wat ik graag wil doen? Of ben ik heel druk met dingen waar ik niet per se blij van word?

Ik ben nog best vaak de vrouw met de hond. Mijn hond is een soort interne criticus die met een zweep en een te hoge lat achter me aan zit. Waar loop ik voor weg? Vul het maar in: tekortschieten? Falen? Iemand teleurstellen? Mezelf tegenvallen? Het gevoel niet goed genoeg te zijn. Het verschil met vroeger is dat ik het nu veel sneller merk als ik weer op de vlucht ben voor mijn hond. Ik durf nu te stoppen. Dan komt ‘ie eraan, blaffend en grommend, draait om me heen, springt tegen me op. Ik blijf gewoon staan. Hij bijt niet. Dan bedenk ik waar ik mijn energie in WIL steken, nu ik niet meer hoef weg te rennen, en dan ga ik dat doen. Dat lukt steeds beter.

Heel veel mensen zijn ontzettend druk met het op afstand houden van hun hond, van een vervelend gevoel of een negatieve gedachte. Of ze lopen weg voor verdriet of een nare herinnering. We zijn allemaal heel goed in het vermijden van datgene wat ons kwetsbaar maakt. De hele week hard werken en desnoods ’s avonds laat traktaties voor je kleuter knutselen, om maar aan de wereld en jezelf te bewijzen dat je alle ballen in de lucht houdt. Sporten, feesten en netwerken tot we erbij neervallen, als de lol er al een hele tijd af is. Alles om maar niet te voelen dat je soms onzeker bent, of eenzaam, of niet het leven leidt dat je zou willen.

ACT (Acceptance and Commitment Therapy) helpt je kijken naar de manieren waarop jij wegrent voor je hond. En naar die hond. Waar staat jouw hond voor? Welke gedachten en gevoelens vind je moeilijk om onder ogen te zien? Je leert om erbij stil te staan, om ernaar te kijken. Je leert je hond kennen, geblaf en al. Maar wat veel mooier is: je leert ook zien waar je naartoe WIL. Wat is écht belangrijk voor jou? Wat zou je veel meer willen doen? Waar wil je zo graag naartoe dat je onderweg amper merkt dat je moe wordt? Wie is die prachtige man of vrouw (jouw toekomstige zelf, die energie steekt in wat ertoe doet) waar jij naar toe rent, als in een All you need is love-kerstspecial?

En als je dat weet…dan ga je lopen. En dan vergis je je nog een miljoen keer, en vraag je jezelf elke dag weer of je om de goeie reden rent. Oefening baart kunst. Robert ten Brink, ga maar vast klaar staan. ๐Ÿ˜Š

Dit delen:

door Imke De Graaf 13 december 2025
Jaren geleden werd ik heel ziek tijdens een droomvakantie naar Madagaskar. Als ik daaraan terugdenk zie ik de allerliefste piepjonge en beeldschone, in roze gestoken verpleegstertjes boven mijn bed zweven en voel ik de angst. Wat me het meest is bijgebleven van mijn terugreis naar Nederland is het gevoel van de gladde wegen in de taxi van het vliegveld naar huis. Het stond voor veiligheid, zekerheid, en het vertrouwen dat het weer goed zou komen. Thuis, Nederland, waar alles geregeld is. Ik had nooit eerder zo’n diep gevoel van dankbaarheid ervaren voor de staat van onze infrastructuur. Ik wil maar zeggen: soms gebeurt er iets waardoor je alles anders gaat bekijken en ineens heel blij bent met iets dat er altijd al was. Omdat een mens, of in ieder geval ik, dit soort waardevolle lessen snel vergeet, geeft het leven je meerdere kansen om te leren. Afgelopen zomer stond weer een droomvakantie gepland. Ik had een sabbatical genomen van begin schooljaar tot kerst en met de zomervakantie erbij konden mijn man en ik een half jaar reizen. Het afscheidsetentje met de kinderen was al achter de rug; de spullen stonden klaar in de gang. Laat ik het vervolg samenvatten door te zeggen dat het sabbatical werd omgezet in ziekteverlof en dat mijn man en ik wel een half jaar hebben gereisd, maar dan metaforisch gezien, door de medische wereld. Gisteren zat ik bij de bedrijfsarts, om te bespreken of ik weer klaar was om les te geven. Ik vertelde dat ik even de klas in gegaan was om mijn mentorleerlingen te zeggen dat ik terugkwam, en dat ik meteen daarna de wc was ingedoken omdat ik moest huilen. Hij vroeg waarom en ik kwam niet veel verder dan ‘omdat ik dacht…ik ben er weer. Ze zaten ook allemaal zo lief te kijken.’ En toen wist ik het zelf ook weer. Ik ben nog niet de oude en zie op tegen de werkdruk, de stress rondom allerlei organisatorische veranderingen en de onvoorspelbaarheid van een klas. Ik ben bang dat ik focus mis en te emotioneel reageer als het tegenzit. Maar die school, dat is mijn plek. Werken met zo’n club vijftienjarigen, al die individuen die me nieuwsgierig maken en blijven uitdagen, vind ik het allermooist. En als ik dan hoor ‘Hééé mevrouw! Bent u er weer! We hebben u gemist!’ dan voelt dat net als toen met die gladde weg. Kom maar op, 2026.
door Imke De Graaf 23 september 2024
Op een familieweekend zag ik mijn dochters (20 en 22) ineens een heel andere versie van ‘Wie is het?’ spelen. Ze stelden elkaar vragen die niets met uiterlijk te maken hadden zoals ‘Eet deze persoon vaak een emmer kip van KFC?’ of ‘Heeft de jouwe een huis vol planten?’. Het gemak waarmee ze na elke ‘ja’ of ‘nee’ personen begonnen weg te klappen was hilarisch en tot mijn verbazing lukte het een paar keer de juiste persoon te kiezen. Zo niet, dan zaten ze er heel dichtbij en volgden uitroepen als ‘Natuurlijk zit zij niet bij een leesclub! Kijk dat haar!’ We stoppen mensen in hokjes, dichten ze eigenschappen, hobby’s, voorkeuren of overtuigingen toe op basis van hun uiterlijk. Dat is evolutionair zo bepaald. Het is heel nuttig, dat we dit kunnen. Zo zien we snel wie ‘onze mensen’ zijn en wie niet. Een juiste inschatting of iemand tot de veilige groep behoorde was in de prehistorie van levensbelang. Snel kunnen oordelen hielp ons overleven. Nu de groep, zeker na de komst van het internet, onoverzichtelijk groot geworden is, helpt het indelen van mensen ons de complexiteit van de wereld te beheersen. Het geeft een gevoel van orde en het vergemakkelijkt samenwerking en het opbouwen van relaties binnen onze eigen groep. We stoppen mensen in hokjes en dat geeft niks, zolang we ons ervan bewust zijn dat we dat doen. Dan kunnen we geregeld stilstaan bij onze aannames om meer te leren over de bril waarmee we kijken, om hem vervolgens af te zetten. Actief streven naar nuance, met nieuwsgierigheid als grondhouding. Het baart mij grote zorgen dat het identiteitsdenken in deze tijden van polarisatie onder jongeren aan kracht lijkt te winnen. De focus op gedeelde ervaringen of kenmerken binnen een groep, zoals ras, gender, religie of seksualiteit, kan belangrijk zijn voor een gemeenschappelijke strijd en er is veel om voor te strijden. Er is systemisch onrecht, elke dag sterven onschuldige mensen, het lijden is groot. Ik hou van betrokken jonge mensen die zich zorgen maken over het lijden van anderen en de toekomst van onze planeet en die willen vechten voor een betere wereld. Maar de manier waarop, met deze focus op één kenmerkend aspect, leidt er toe dat mensen gereduceerd worden tot die ene identiteit. Palestijn, Jood, boer, klimaatactivist, et cetera. De ‘wij’ of de ‘zij’. Verschillen worden uitvergroot en stereotyperingen en vooroordelen versterkt. Precies wat we niet nodig hebben. Op school ervaar ik dat, alle goede bedoelingen ten spijt, het prioriteren van diversiteit en inclusiviteit op de manier waarop dat de laatste jaren gebeurt niet bijdraagt aan meer begrip voor elkaar. De strijd voor maatschappelijke verandering en emancipatie van minderheden wordt te vaak ideologisch gevoerd. Ik zie leerlingen die bang zijn hun mening te geven, omdat het een 'verboden' mening kan zijn. Laatst twijfelde een leerling midden in zijn zin, toen hij het had over een 'bl...b...coloured man'. Bij een les over gendergelijkheid was de irritatie in de groep voelbaar. Niemand bleek aan gelijke kansen en keuzes voor man en vrouw te denken. Gender stond alleen voor genderidentiteit. Ik heb collega's die klachten krijgen over grapjes, via ouders en directie. Leerlingen groeien niet op in een vacuüm. En onze kinderen groeien nu op in een klimaat dat niet bevorderlijk is voor kritisch denken, voor een open houding en een uitgesteld oordeel. Walt Whitman zei het al in zijn Song of Myself in 1855, ver voor het spel 'Wie is het?' bestond: ‘I am not contained between my hat and my boots’ since ‘[in] all people I see myself’. We kunnen allemaal iets van onszelf in de ander, elke ander, herkennen. We hebben meer gemeen dan we van elkaar verschillen. En niemand van ons is te reduceren tot één aspect van zijn wezen. Als je mij vrouw noemt, of wit, of Nederlands, of docent, weet je niet wie ik ben. Al deze kenmerken zijn belangrijk voor wie ik geworden ben en hebben elke dag invloed op de bril waarmee ik mezelf en de wereld zie, maar ze vertellen niet mijn hele verhaal. Ik hou van quinoasalade en carnaval, van filosofie en B&B Vol Liefde, van achtbanen en de hei. De bekendste regel uit het gedicht van Whitman luidt ‘Do I contradict myself? Very well then I contradict myself, (I am large, I contain multitudes)’. Dat geldt voor iedereen en dat is prachtig. Het maakt nieuwsgierig. Hoop ik.
MEER BLOGS »