ACT en je levenssoep
Imke De Graaf • 2 november 2018
Dit zou fijn zijn: je wordt wakker en het eerste wat je denkt is ‘Jaaa! Weer een dag!! Ik bruis!’ Je springt uit bed en op de badkamer kijk je blij verrast in de spiegel en roept ‘Halló knapperd!!’, waarop je naar beneden loopt, in je agenda kijkt en bij alles denkt ‘Zin in!’ Zo huppel je je dag in.
Niet iedereen heeft dit dagelijks. Voor wie het wel geldt zou ik zeggen: good for you, houden zo (en roep al die dingen niet hardop want zoiets wordt snel irritant).
Nou zouden we onze dag vast allemaal graag op bovenstaande wijze beginnen, dus als het mogelijk was dacht iedereen wel de hele dag alleen maar positieve dingen over zichzelf, zijn omgeving en zijn to do-lijstje. Maar helaas kunnen we onze gedachten niet zelf uitkiezen. Ik vind het zuur om te merken dat veel mensen zichzelf kwalijk nemen dat het in hun hoofd soms heel ongezellig is. Alsof je met een beetje meer inzet nooit meer ‘ik kan niet’ of ‘ik durf niet’ zou hoeven te denken.
Acceptance and Commitment Training (ACT) leert je dat iedereen wel eens negatieve gedachten en gevoelens heeft en dat het geen zin heeft al je energie te steken in het bestrijden ervan. In plaats daarvan besteed je je energie aan dingen die belangrijk voor je zijn. Jongeren die ik spreek zijn vaak heel streng voor zichzelf. Als ze vertellen dat ze nergens zin in hebben of onzeker zijn volgt vaak meteen daarna hun eigen oordeel: ze snappen ook niet waarom het zo lang duurt, het slaat nergens op, ze hebben eigenlijk genoeg positieve dingen in hun leven, ze zouden alles anders en beter moeten doen. Ze zouden die gedachten niet moeten hebben. Ik gebruik dan soms de soep-metafoor:
Stel je een grote pan soep voor: jouw levenssoep. De bouillon is je karakter, je aanleg en talenten. Alles waar je mee in de wieg lag (Wat wil je zijn? Kippenbouillon? Tuinkruiden?). Alles wat er daarna bij is gegooid, aan groenten of kruiden, dat zijn de gebeurtenissen uit je leven. Elke ervaring is een ingrediënt. Je soep heeft een flinke tijd staan pruttelen. Als je boven de pan gaat hangen ruik je de soep. De geur die ervan afkomt is een logisch gevolg van de mix van ingedriënten. Zo is het ook met je gedachten. Ze horen bij jouw leven, zoals het nu is. Als jij een heel druk en ondernemend type bent en van jongs af aan hebt gehoord dat je niet te handhaven bent in de klas, zou het kunnen dat je van jezelf denkt dat je een moeilijk iemand bent. Misschien denk je snel dat mensen een hekel aan je hebben of dat ze je er liever niet bij hebben. Als jij als kind langdurig gepest bent, ben je waarschijnlijk altijd op je hoede en heb je bijpassende gedachten als je nieuwe mensen ontmoet. Als jij altijd de beste van de klas was en steeds maar weer hoorde hoe slim je was, gebeurt er in jouw hoofd iets anders als je een zes terugkrijgt dan bij je vriendin, die al haar hele leven met de hakken over de sloot overgaat.
Net zo min als jij kan maken dat kippensoep naar uiensoep ruikt zonder de soep te veranderen, kun jij je gedachten veranderen alleen door het te WILLEN. Je gedachten zijn dus ook niet jouw schuld. Je gevoelens ook niet. Ze zijn er gewoon, omdat jouw leven is gelopen zoals het gelopen is. Jouw soep ruikt daarom naar jouw soep.
Ja maar hé, ik hou helemaal niet van deze soep! Wat nu? Kan ik dan niks doen? Jawel, dat kan wel. Je kunt de samenstelling van de soep veranderen. Wat er in zit, zit er in, dat wel. Maar jij kunt toevoegen wat je wil. Beetje bij beetje maak jij van jouw levenssoep een soep naar jouw smaak. Elk ingrediënt is een ervaring. Dus het is zaak om ervaringen te gaan creëren die je leuk vindt. Dat is wat ACT je leert: onderzoeken wat bij je past, waar je blij van wordt, wat je belangrijk vindt. En dat dan gaan doén. Ook als er moeilijke gedachten of gevoelens in de weg zitten. Misschien gaat de kippengeur nooit helemaal weg (blijf je af en toe denken dat je niet goed genoeg bent of dat alles beter moet), maar de uien zullen hun werk doen. Hoe meer lekkers je in de soep gooit, hoe smakelijker ‘ie wordt.
Dus, chef, wat wordt ‘t?
Dit delen:

Jaren geleden werd ik heel ziek tijdens een droomvakantie naar Madagaskar. Als ik daaraan terugdenk zie ik de allerliefste piepjonge en beeldschone, in roze gestoken verpleegstertjes boven mijn bed zweven en voel ik de angst. Wat me het meest is bijgebleven van mijn terugreis naar Nederland is het gevoel van de gladde wegen in de taxi van het vliegveld naar huis. Het stond voor veiligheid, zekerheid, en het vertrouwen dat het weer goed zou komen. Thuis, Nederland, waar alles geregeld is. Ik had nooit eerder zo’n diep gevoel van dankbaarheid ervaren voor de staat van onze infrastructuur. Ik wil maar zeggen: soms gebeurt er iets waardoor je alles anders gaat bekijken en ineens heel blij bent met iets dat er altijd al was. Omdat een mens, of in ieder geval ik, dit soort waardevolle lessen snel vergeet, geeft het leven je meerdere kansen om te leren. Afgelopen zomer stond weer een droomvakantie gepland. Ik had een sabbatical genomen van begin schooljaar tot kerst en met de zomervakantie erbij konden mijn man en ik een half jaar reizen. Het afscheidsetentje met de kinderen was al achter de rug; de spullen stonden klaar in de gang. Laat ik het vervolg samenvatten door te zeggen dat het sabbatical werd omgezet in ziekteverlof en dat mijn man en ik wel een half jaar hebben gereisd, maar dan metaforisch gezien, door de medische wereld. Gisteren zat ik bij de bedrijfsarts, om te bespreken of ik weer klaar was om les te geven. Ik vertelde dat ik even de klas in gegaan was om mijn mentorleerlingen te zeggen dat ik terugkwam, en dat ik meteen daarna de wc was ingedoken omdat ik moest huilen. Hij vroeg waarom en ik kwam niet veel verder dan ‘omdat ik dacht…ik ben er weer. Ze zaten ook allemaal zo lief te kijken.’ En toen wist ik het zelf ook weer. Ik ben nog niet de oude en zie op tegen de werkdruk, de stress rondom allerlei organisatorische veranderingen en de onvoorspelbaarheid van een klas. Ik ben bang dat ik focus mis en te emotioneel reageer als het tegenzit. Maar die school, dat is mijn plek. Werken met zo’n club vijftienjarigen, al die individuen die me nieuwsgierig maken en blijven uitdagen, vind ik het allermooist. En als ik dan hoor ‘Hééé mevrouw! Bent u er weer! We hebben u gemist!’ dan voelt dat net als toen met die gladde weg. Kom maar op, 2026.

Op een familieweekend zag ik mijn dochters (20 en 22) ineens een heel andere versie van ‘Wie is het?’ spelen. Ze stelden elkaar vragen die niets met uiterlijk te maken hadden zoals ‘Eet deze persoon vaak een emmer kip van KFC?’ of ‘Heeft de jouwe een huis vol planten?’. Het gemak waarmee ze na elke ‘ja’ of ‘nee’ personen begonnen weg te klappen was hilarisch en tot mijn verbazing lukte het een paar keer de juiste persoon te kiezen. Zo niet, dan zaten ze er heel dichtbij en volgden uitroepen als ‘Natuurlijk zit zij niet bij een leesclub! Kijk dat haar!’ We stoppen mensen in hokjes, dichten ze eigenschappen, hobby’s, voorkeuren of overtuigingen toe op basis van hun uiterlijk. Dat is evolutionair zo bepaald. Het is heel nuttig, dat we dit kunnen. Zo zien we snel wie ‘onze mensen’ zijn en wie niet. Een juiste inschatting of iemand tot de veilige groep behoorde was in de prehistorie van levensbelang. Snel kunnen oordelen hielp ons overleven. Nu de groep, zeker na de komst van het internet, onoverzichtelijk groot geworden is, helpt het indelen van mensen ons de complexiteit van de wereld te beheersen. Het geeft een gevoel van orde en het vergemakkelijkt samenwerking en het opbouwen van relaties binnen onze eigen groep. We stoppen mensen in hokjes en dat geeft niks, zolang we ons ervan bewust zijn dat we dat doen. Dan kunnen we geregeld stilstaan bij onze aannames om meer te leren over de bril waarmee we kijken, om hem vervolgens af te zetten. Actief streven naar nuance, met nieuwsgierigheid als grondhouding. Het baart mij grote zorgen dat het identiteitsdenken in deze tijden van polarisatie onder jongeren aan kracht lijkt te winnen. De focus op gedeelde ervaringen of kenmerken binnen een groep, zoals ras, gender, religie of seksualiteit, kan belangrijk zijn voor een gemeenschappelijke strijd en er is veel om voor te strijden. Er is systemisch onrecht, elke dag sterven onschuldige mensen, het lijden is groot. Ik hou van betrokken jonge mensen die zich zorgen maken over het lijden van anderen en de toekomst van onze planeet en die willen vechten voor een betere wereld. Maar de manier waarop, met deze focus op één kenmerkend aspect, leidt er toe dat mensen gereduceerd worden tot die ene identiteit. Palestijn, Jood, boer, klimaatactivist, et cetera. De ‘wij’ of de ‘zij’. Verschillen worden uitvergroot en stereotyperingen en vooroordelen versterkt. Precies wat we niet nodig hebben. Op school ervaar ik dat, alle goede bedoelingen ten spijt, het prioriteren van diversiteit en inclusiviteit op de manier waarop dat de laatste jaren gebeurt niet bijdraagt aan meer begrip voor elkaar. De strijd voor maatschappelijke verandering en emancipatie van minderheden wordt te vaak ideologisch gevoerd. Ik zie leerlingen die bang zijn hun mening te geven, omdat het een 'verboden' mening kan zijn. Laatst twijfelde een leerling midden in zijn zin, toen hij het had over een 'bl...b...coloured man'. Bij een les over gendergelijkheid was de irritatie in de groep voelbaar. Niemand bleek aan gelijke kansen en keuzes voor man en vrouw te denken. Gender stond alleen voor genderidentiteit. Ik heb collega's die klachten krijgen over grapjes, via ouders en directie. Leerlingen groeien niet op in een vacuüm. En onze kinderen groeien nu op in een klimaat dat niet bevorderlijk is voor kritisch denken, voor een open houding en een uitgesteld oordeel. Walt Whitman zei het al in zijn Song of Myself in 1855, ver voor het spel 'Wie is het?' bestond: ‘I am not contained between my hat and my boots’ since ‘[in] all people I see myself’. We kunnen allemaal iets van onszelf in de ander, elke ander, herkennen. We hebben meer gemeen dan we van elkaar verschillen. En niemand van ons is te reduceren tot één aspect van zijn wezen. Als je mij vrouw noemt, of wit, of Nederlands, of docent, weet je niet wie ik ben. Al deze kenmerken zijn belangrijk voor wie ik geworden ben en hebben elke dag invloed op de bril waarmee ik mezelf en de wereld zie, maar ze vertellen niet mijn hele verhaal. Ik hou van quinoasalade en carnaval, van filosofie en B&B Vol Liefde, van achtbanen en de hei. De bekendste regel uit het gedicht van Whitman luidt ‘Do I contradict myself? Very well then I contradict myself, (I am large, I contain multitudes)’. Dat geldt voor iedereen en dat is prachtig. Het maakt nieuwsgierig. Hoop ik.