Best job ever

Imke De Graaf • 22 juni 2016
Alles wat in de krant staat over werken in het onderwijs is waar. De werkdruk is hoog, inzichten en eisen veranderen vaker dan de relaties in GTST en elk maatschappelijk schandaal wordt vertaald in een nieuwe taak voor docenten. Het klopt en het is terecht dat leraren er aandacht voor vragen. 

Maar ik wil dat nu even niet doen. Ik wil een paar voorbeelden geven uit de dagelijkse praktijk van het afgelopen jaar die hopelijk voor zich spreken. Die hopelijk duidelijk maken dat het begeleiden van jonge mensen, het mogen meebeleven van hun hoogte- en dieptepunten, in één woord fantastisch is. Dat het soms frustreert, maar vaker ontroert, en nooit verveelt.

Herfst:
Met de toestroom van vluchtelingen naar ons land moeten we als school iets doen. We besluiten een Week van de Vluchteling te organiseren. Ons doel: bewustwording. Je mag vinden wat je wil, maar moet wel weten waar je over praat. Er komen Syrische vluchtelingen in de les om hun verhaal te doen. De leerlingen luisteren aandachtig en stellen directe en kritische vragen. ‘Had u daar ook een vriendin?’ ‘Vindt u het terecht dat alle vluchtelingen een huis en geld krijgen zonder iets te doen?’ De vluchteling in kwestie blijkt radicaler dan de meeste leerlingen: ‘Je moet Nederlands leren en je best doen. Wie niks doet moet gewoon weggestuurd worden. Hup terug!’ De klas is onder de indruk en ons doel bereikt. ‘Oh, mevrouw! Ik wist dit echt allemaal helemáál niet! Kunnen we hem niet met de klas adopteren of zo?!’

Ik praat met een meisje met een terminaal zieke vader. Ze wil hem nog zeggen dat ze van hem houdt, maar praten zijn ze thuis niet gewend. ‘Heb je het al ooit gezegd?’ vraag ik. Ze schudt haar hoofd. ‘Ik bedoel niet per se met woorden?’ zeg ik. Dat helpt. Ze begint te vertellen over alles wat ze samen doen, over gedeelde hobby’s en intieme grapjes. Het is wel duidelijk, ook voor haar. Hij weet het allang.

Winter:
Als het mogelijk is, verwerk ik namen van leerlingen in de opdrachten bij toetsen. Tijdens het surveilleren zie ik aan het gegrijns en de enkele verraste blik omhoog precies bij welke oefening iedereen is. Eén inhaler die de hoofdrol speelde in elk onderdeel van zijn proefwerk schreef onderaan het antwoordblad: ‘Ik denk dat ik een dikke 1 heb, maar bedankt voor de leuke toets! ๐Ÿ™‚ ’

Een moeilijk bereikbaar meisje krijgt strafwerk. De opdracht luidt: Write a letter to someone in which you thank him/her. Use at least 250 words. Aan het begin van de volgende les levert ze haar brief in en staat er met een verongelijkt gezicht bij terwijl ik hem lees. In krom Engels heeft ze twee kantjes volgeschreven over wat haar moeder voor haar betekent. Het is het mooiste dat ik ooit gelezen heb. ‘Please give this to your mother’ krijg ik er nog net uit. De klas kijkt me raar aan als ik de les begin.

Voorjaar:
Schoolexamen gespreksvaardigheid. Een leerling uit havo 5 die ik het hele jaar nog niet op werken heb kunnen betrappen, ondanks mijn steeds wisselende aanpak, beweert een vroegmiddeleeuws gedicht gelezen te hebben. ‘Weet je het zeker? Heb je het niet alleen over de samenvatting?’ vraag ik van tevoren drie keer. Hij houdt voet bij stuk. Tijdens het mondeling komt het gedicht uitvoerig ter sprake. En verdomd. Het lijkt nog waar ook. Hij weet waar hij het over heeft en op zijn Engels is nauwelijks iets aan te merken. Als hij hoort dat hij een 9 heeft valt hij helemaal uit zijn rol. Een sprong van een meter hoog en een vreugdkreet. Hij gaat me nog net niet zoenen.

We zijn op excursie naar Londen. Op de parkeerplaats wachten de leerlingen op hun gastouders. Ze houden een stuk karton omhoog met de naam van hun tijdelijke papa en mama. In groepjes van drie of vier gaan ze vijf dagen logeren. Elke keer als de ouders een groepje gevonden hebben hetzelfde tafereel. Onhandig handen schudden, beetje lachen, de tassen pakken en dan, op weg naar de auto, kijken ze nog even om naar ons. Wij roepen ze na: ‘Have fun! Bordjes leegeten, hè jongens!’ Grote kinderen voor het eerst alleen in een vreemde omgeving.

Sommige leerlingen op de excursie ken ik niet. Eén meisje valt me op. Ze is heel stil, en ik kan niet aan haar zien of ze het naar haar zin heeft. Tijdens de ‘Jack the Ripper-tour’, waarbij een gids ons rondleidt door donkere steegjes en steeds vertelt waar de slachtoffers van de seriemoordenaar gevonden zijn, en hoe ze toegetakeld waren, duikt ze naast me op. ‘Ik vind dit heel eng, mevrouw’, piept ze met tranen in haar ogen. ‘Ik zie het allemaal precies voor me!’. Ik geef haar de opdracht elke keer als de gids begint te vertellen drie outfits van klasgenoten uit haar hoofd te leren. Als we verder lopen overhoor ik haar. We bereiken het einde van de tour zonder dat iemand iets merkt. Steeds als ik haar later in de school tegenkom, kijkt ze me even aan en gaat haar gezicht helemaal open.

Zomer:
Bij het gala begeleiden docenten de examenleerlingen over de rode loper, inclusief fotomoment. ‘Zal ik met jou lopen?’ vraag ik aan een jongen die vorig jaar gezakt is. ‘Ja, vorig jaar liep ik ook met u! U staat al het hele jaar bij ons op de schouw!’

Na afloop kom ik een oud-leerling tegen, een innemende en enthousiaste jongen, die moeilijk aan het werk te krijgen was. Ik vraag hoe het gaat. Bedrijfskunde, was het toch? Nee, hij blijkt geswitcht en doet nu de lerarenopleiding, waar hij het heel erg naar zijn zin heeft. ‘Weet u nog wat u tegen mij gezegd heeft na de presentaties voor de klas in V5?’ Ik weet het niet meer. ‘U zei: inhoudelijk is het niks, maar als je in de toekomst ooit twijfelt over wat je later moet gaan doen: dit is jouw plek. Dat heb ik altijd onthouden.’

Dit delen:

door Imke De Graaf 23 september 2024
Op een familieweekend zag ik mijn dochters (20 en 22) ineens een heel andere versie van ‘Wie is het?’ spelen. Ze stelden elkaar vragen die niets met uiterlijk te maken hadden zoals ‘Eet deze persoon vaak een emmer kip van KFC?’ of ‘Heeft de jouwe een huis vol planten?’. Het gemak waarmee ze na elke ‘ja’ of ‘nee’ personen begonnen weg te klappen was hilarisch en tot mijn verbazing lukte het een paar keer de juiste persoon te kiezen. Zo niet, dan zaten ze er heel dichtbij en volgden uitroepen als ‘Natuurlijk zit zij niet bij een leesclub! Kijk dat haar!’ We stoppen mensen in hokjes, dichten ze eigenschappen, hobby’s, voorkeuren of overtuigingen toe op basis van hun uiterlijk. Dat is evolutionair zo bepaald. Het is heel nuttig, dat we dit kunnen. Zo zien we snel wie ‘onze mensen’ zijn en wie niet. Een juiste inschatting of iemand tot de veilige groep behoorde was in de prehistorie van levensbelang. Snel kunnen oordelen hielp ons overleven. Nu de groep, zeker na de komst van het internet, onoverzichtelijk groot geworden is, helpt het indelen van mensen ons de complexiteit van de wereld te beheersen. Het geeft een gevoel van orde en het vergemakkelijkt samenwerking en het opbouwen van relaties binnen onze eigen groep. We stoppen mensen in hokjes en dat geeft niks, zolang we ons ervan bewust zijn dat we dat doen. Dan kunnen we geregeld stilstaan bij onze aannames om meer te leren over de bril waarmee we kijken, om hem vervolgens af te zetten. Actief streven naar nuance, met nieuwsgierigheid als grondhouding. Het baart mij grote zorgen dat het identiteitsdenken in deze tijden van polarisatie onder jongeren aan kracht lijkt te winnen. De focus op gedeelde ervaringen of kenmerken binnen een groep, zoals ras, gender, religie of seksualiteit, kan belangrijk zijn voor een gemeenschappelijke strijd en er is veel om voor te strijden. Er is systemisch onrecht, elke dag sterven onschuldige mensen, het lijden is groot. Ik hou van betrokken jonge mensen die zich zorgen maken over het lijden van anderen en de toekomst van onze planeet en die willen vechten voor een betere wereld. Maar de manier waarop, met deze focus op één kenmerkend aspect, leidt er toe dat mensen gereduceerd worden tot die ene identiteit. Palestijn, Jood, boer, klimaatactivist, et cetera. De ‘wij’ of de ‘zij’. Verschillen worden uitvergroot en stereotyperingen en vooroordelen versterkt. Precies wat we niet nodig hebben. Op school ervaar ik dat, alle goede bedoelingen ten spijt, het prioriteren van diversiteit en inclusiviteit op de manier waarop dat de laatste jaren gebeurt niet bijdraagt aan meer begrip voor elkaar. De strijd voor maatschappelijke verandering en emancipatie van minderheden wordt te vaak ideologisch gevoerd. Ik zie leerlingen die bang zijn hun mening te geven, omdat het een 'verboden' mening kan zijn. Laatst twijfelde een leerling midden in zijn zin, toen hij het had over een 'bl...b...coloured man'. Bij een les over gendergelijkheid was de irritatie in de groep voelbaar. Niemand bleek aan gelijke kansen en keuzes voor man en vrouw te denken. Gender stond alleen voor genderidentiteit. Ik heb collega's die klachten krijgen over grapjes, via ouders en directie. Leerlingen groeien niet op in een vacuüm. En onze kinderen groeien nu op in een klimaat dat niet bevorderlijk is voor kritisch denken, voor een open houding en een uitgesteld oordeel. Walt Whitman zei het al in zijn Song of Myself in 1855, ver voor het spel 'Wie is het?' bestond: ‘I am not contained between my hat and my boots’ since ‘[in] all people I see myself’. We kunnen allemaal iets van onszelf in de ander, elke ander, herkennen. We hebben meer gemeen dan we van elkaar verschillen. En niemand van ons is te reduceren tot één aspect van zijn wezen. Als je mij vrouw noemt, of wit, of Nederlands, of docent, weet je niet wie ik ben. Al deze kenmerken zijn belangrijk voor wie ik geworden ben en hebben elke dag invloed op de bril waarmee ik mezelf en de wereld zie, maar ze vertellen niet mijn hele verhaal. Ik hou van quinoasalade en carnaval, van filosofie en B&B Vol Liefde, van achtbanen en de hei. De bekendste regel uit het gedicht van Whitman luidt ‘Do I contradict myself? Very well then I contradict myself, (I am large, I contain multitudes)’. Dat geldt voor iedereen en dat is prachtig. Het maakt nieuwsgierig. Hoop ik.
door Imke De Graaf 17 maart 2024
Ik heb het afgelopen jaar minstens vijf jongeren onder de 21 gesproken die met afgrijzen hun verjaardag dichterbij zagen komen. Twee daarvan waren mijn eigen kinderen. Niet vanwege twijfels over het soort feestje, de gastenlijst, playlist of outfit, maar vanwege de te snel naderende Toekomst. ‘Straks ben ik 18! 18! En ik weet nog niet eens wat ik wil gaan doen!’ ‘Ik word 20! Ik krijg het er gewoon benauwd van, ik wil het echt niet!’ De toekomst hangt samen met Grote Keuzes (studie, baan, partner, woonplaats) en Moeilijke Dingen (studieschuld, woningnood, technologische innovaties die de arbeidsmarkt sneller veranderen dan we kunnen bijbenen). Het maakt niet uit hoe vaak mijn collega’s en ik zeggen dat de meeste loopbanen geen rechte lijnen zijn en dat een studiekeuze EEN keuze is, niet DE keuze die de rest van je leven bepaalt. De behoefte aan houvast is zo groot dat leerlingen nog net niet smeken om een briefje met daarop hun naam en de studie, onderwijsinstelling en stad die het moeten worden. Eerder deze week sprak ik een mentorleerling die een meeloopdag had gedaan en niet genoeg had gevoeld. Hij had gehoopt op een golf van enthousiasme die zekerheid bracht. De golf was er niet geweest en nu twijfelde hij weer. ‘En ik heb ook nog geen Plan B!’ riep hij, paniek in zijn stem. De studietijd is allang geen periode meer waarin je op eigen benen leert staan, waar je weg van de veiligheid van thuis leert wie je bent en wat je kunt en langzaam een pad ziet opdoemen in de mist. Niet in de ogen van veel jongeren tenminste. Enerzijds wonen ze, vaak noodgedwongen, te lang onder papa en mama’s vleugels, anderzijds worden ze al in hun examenjaar aangemoedigd te netwerken via social media, hun competenties toe te voegen aan hun cv en onderscheidend vrijwilligerswerk te overwegen. Je traint de F-jes niet omdat je elke dag zin hebt in voetballen, maar om je maatschappelijke betrokkenheid en coachingsvaardigheden op LinkedIn te kunnen zetten. Je baan bij de supermarkt betaalt je biertjes, maar zegt ook iets over je klantvriendelijkheid of leiderschapskwaliteiten. Hopelijk is het allebei. Heb je er lol in en leer je er iets van. Wat mij stoort is de meritocratische manier van kijken die onze jongeren van ons leren: alsof de som van je vaardigheden, inzet en prestaties bepaalt of je ‘goed bezig’ bent, of zelfs hoe goed je bent. Het economische narratief dat onze blik bepaalt definieert ervaringen. Het ene schoolvak is belangrijker dan het andere, ‘want je kunt er later meer mee’. En dat geldt ook voor bijbaantjes, hobby’s en verenigingen waaraan je je tijd besteedt. Het idee dat je allerlei ervaringen opdoet om zoveel mogelijk te leren over jezelf en wat bij je past, en dat je schooltijd en studietijd daar de ideale periode voor zijn, is voor veel jongeren verworden tot iets anders. Niet het uitproberen en het zoeken is hun opdracht, maar het verzamelen van een lijst vaardigheden en prestaties. Harder, better, faster, stronger. Een onderzoeksrapportage met die titel beschreef vorig jaar de risicofactoren van prestatiedruk en stress onder jongeren. In het rapport wordt beschreven hoeveel jongeren zich overbelast voelen door de hoge eisen die ze aan zichzelf stellen of die de maatschappij in hun beleving aan hen stelt. Ze zijn constant in competitie met anderen en met zichzelf; na elke genomen horde wacht een volgende. In de levensfase die draait om identiteitsontwikkeling is onzekerheid over je route normaal is, maar de prestatiegerichtheid van de maatschappij lijkt geen ruime te bieden voor een route met omwegen, en dus neemt de stress toe. We kunnen de wereld niet langzamer laten draaien. In de coronatijd ervoeren veel mensen hoe heilzaam een trager tempo was, maar inmiddels zijn we weer terug op het pre-pandemieniveau, als de filedrukte een graadmeter is. We kunnen wel genoeg andere dingen doen die goed zijn voor onszelf en onze kinderen. Door anders te kijken, en andere woorden te gebruiken voor wat we zien gebeuren, veranderen we de betekenis van ervaringen. In plaats van te denken in passief of actief, waarbij in onze maatschappij de actiestand altijd wint, kunnen we denken in aandachtig zijn of opbrengstgericht zijn. Bewust worden of onbewust handelen. Voor onszelf helpt het als we ‘niks doen’ reframen als reflectie, want zonder reflectie geen ontwikkeling. Zo zitten we anders op de bank, naar buiten te kijken, lopen we anders een blokje om. Voor onze kinderen en leerlingen helpt het als we ons eigen pedagogisch handelen aanpassen aan die andere manier van kijken, waarbij de tijd om te zoeken als zinvol wordt beschouwd. De tegenstelling wachten of ingrijpen wordt dan vertrouwen of beheersen. Natuurlijk zijn er momenten waarop je moet ingrijpen; opvoeden is ook sturen en begrenzen. Soms is opvoeden niks doen en dan is de houding waarmee je dat doet essentieel. Ongeduldig wachten ‘tot ze eens aan de gang gaan’ of erop vertrouwen dat er een zinvol innerlijk proces gaande is. Ik geloof dat het alle verschil maakt voor jonge mensen als hun opvoeders uitstralen dat zoek-tijd, twijfel-tijd, niks-tijd, gewoon tijd, soms precies is wat je nodig hebt om een volgende stap te kunnen zetten. Niet elke vorm van groei is zichtbaar of meetbaar. Een goeie tuinman trekt niet aan de planten maar geeft water en mest en wacht geduldig. We zijn de balans kwijt. Er is alleen de actiestand. Zelfs het niksen wordt actief ingevuld; al is het maar scrollend. Stoppen met doen is hartstikke moeilijk. Het leidt meteen tot onrust, ‘want het levert niks op.’ Onze kinderen leren niet zomaar de onrust te omarmen en de onzekerheid te verdragen. Ze leren het van ons, van wat wij doen en hoe wij op ze reageren. Nu de positieve afsluiter: je kunt er heel makkelijk mee oefenen, want je hebt er niets voor nodig, anders dan het besef dat je anders wil gaan kijken naar niksen. Voor jezelf, je kinderen of je leerlingen. En dan ga je gewoon het bos in: ogen en oren open, lopen maar. Staat je school niet in het bos, en wil je hier toch mee aan de slag? Dan heb ik ook werkvormen voor je om in de klas te gebruiken, om te starten met stilstaan en te praten over hoe dat is. De werkvormen zijn gebaseerd op Acceptance and Commitment Training (ACT). Kijk op www.act2go.nl De woordparen die ik hier gebruikt hebt, hoorde ik in de podcast Onderwijs leiden met hart en ziel #28, waarin pedagoog Joop Berding wordt geïnterviewd n.a.v zijn boek Opvoeding en onderwijs tussen geduld en ongeduld . Ik kan de podcast van harte aanbevelen.
MEER BLOGS »