Praten met pubers

Imke De Graaf • 9 mei 2016
Pubers. Ik heb er thuis een paar. De een heeft het rollen met de ogen tot een kunst verheven en de ander kijkt meestal naar me met een blik die boekdelen spreekt. De blik zegt, of beter, schreeuwt: “JEZUS, MAM! DOE NIET ZO DEBIEL!” Tja, de taal van tieners. Ik heb er inmiddels geen tolk meer bij nodig. Misschien herkent u deze: de ogen beschrijven een grote boog van links via boven naar rechts en er wordt lucht naar binnen gezogen, de lippen ontspannen en de mond een beetje open. Of deze: hoofd gebogen, ogen wijd open en net hoorbaar ‘okééé…..’ fluisteren. Ze betekenen respectievelijk ‘Gênant! Mijn moeder denkt dat ze jong/modern/grappig is!’ en ‘Het slaat echt helemaal nérgens op dat je hier zo boos om wordt, maar ik zeg maar niks want ik heb het toch altijd gedaan, blijkbaar’. Hun mimiek imiteren of ‘Ja, wat nou! Zeg het maar hardop!’ roepen is meestal niet heel nuttig, dus dat probeer ik te beperken.

Het begint met belangstelling
Voor de klas heb ik geleerd dat je sowieso als volwassene (> 30 = bejaard) niet moet proberen dezelfde taal te spreken als jongeren. Je valt meteen door de mand en het wordt niet gewaardeerd. Wat wel gewaardeerd wordt is belangstelling. Als het gaat om praten met pubers is dat de sleutel. Het zal niet zonder meer leiden tot een goed gesprek. Er zijn mensen die niet willen of niet kunnen praten, en er zijn grote verschillen tussen jongens en meisjes in dat opzicht (toen mijn zoon laatst een week met school op excursie was, bestond onze appgeschiedenis van die dagen uit 180 woorden in vragen van mijn kant, en 26 in reacties van hem ๐Ÿ™‚ ). Maar interesse tonen is wel een voorwaarde voor contact. Bovendien, de niet bepaald uitnodigende houding van sommige jongeren is precies dat: een houding. Daarachter zit een mens. Pubers kunnen heel stoer, of ongeïnteresseerd, of heel volwassen lijken, maar het valt niet mee om jong te zijn. Het viel al niet mee toen ik zelf een tiener was. De onzekerheid over wie je bent, bij wie je wil horen, of je dat al wel hardop durft te zeggen… Nu speelt dat niet alleen onder schooltijd, maar 24/7. Via hun mobieltjes worden pubers de hele dag om de oren geslagen met plaatjes en uitspraken van anderen, die het allemaal al lijken te weten. Hun reactie is belangrijk. Met elke ‘like’ vertellen ze iets over zichzelf: dit vind ik, zo wil ik ook zijn. Niet meedoen is tegenwoordig geen optie. Oprechte belangstelling van je ouders of andere volwassenen is dan meer dan welkom. Zelf straal ik graag uit dat ik een gezin, een baan en een sociaal leven moeiteloos combineer, maar als iemand voorbijgaat aan de buitenkant en vraagt hoe het echt met me gaat, ben ik blij verrast. Dan vertel ik graag wat er allemaal ontzettend leuk is en goed gaat, en wat soms heel moeilijk is. En de vraag is niet minder fijn als je geen antwoord wil geven.

De ene vraag is de andere niet
‘Was ‘t leuk, schat?’ ‘Mwah.’
‘Hoe was ‘t op school vandaag, schat?’ ‘Saai.’
Als u deze ‘gesprekken’ ook dagelijks voert, probeer dan de vraagstelling een beetje aan te passen. Gesloten vragen leveren niet veel op, maar helemaal open vragen soms ook niet. Het kan helpen om te kiezen voor vragen met een keuze, zoals ‘Wat was het allersaaist wat je vandaag hebt moeten doen?’ of ‘Welke docent had een goed humeur vandaag?’ Doorvragen is dan makkelijk; een kwestie van ingaan op wat uw kind zegt. Onverwachte vragen kunnen ook leuke gesprekken opleveren. Niet: ‘Heb je nog punten teruggekregen vandaag?’ maar ‘Waar hebben jullie het in de pauze over gehad?’ of ‘Wat is het grappigste dat je de afgelopen dagen op YouTube gezien hebt?’. Ongeacht het onderwerp zijn altijd twee dingen essentieel. Op de eerste plaats moeten vragen erop gericht zijn de ander te begrijpen. Elk antwoord lokt daarmee een nieuwe vraag uit. Hoe ging dat dan precies? Wat dacht je toen je dat hoorde? Wat hoop je dat er nu gebeurt? Je vervolgvragen kunnen ook gaan over de manier waarop iemand iets zegt. Oh, verkeerde vraag, zo te zien! Wat zou een betere vraag zijn? Te vaak reageren ouders te snel op wat er gezegd wordt met hun eigen mening, of nog erger: met het zoveelste advies. En dan ben je zo weer terug bij het eenrichtingsverkeer dat pubers al veel te goed kennen. Op de tweede plaats moet jouw lichaamstaal je vragen ondersteunen. Een echt gesprek voelt als een echt gesprek, niet als een interview. Het werkt alleen als je ook wil weten wat je puber drijft, waar hij mee bezig is, wat hij belangrijk vindt. Voor mij gaat er niets boven, gewoon kletsen met je kind.

Dit delen:

door Imke De Graaf 13 december 2025
Jaren geleden werd ik heel ziek tijdens een droomvakantie naar Madagaskar. Als ik daaraan terugdenk zie ik de allerliefste piepjonge en beeldschone, in roze gestoken verpleegstertjes boven mijn bed zweven en voel ik de angst. Wat me het meest is bijgebleven van mijn terugreis naar Nederland is het gevoel van de gladde wegen in de taxi van het vliegveld naar huis. Het stond voor veiligheid, zekerheid, en het vertrouwen dat het weer goed zou komen. Thuis, Nederland, waar alles geregeld is. Ik had nooit eerder zo’n diep gevoel van dankbaarheid ervaren voor de staat van onze infrastructuur. Ik wil maar zeggen: soms gebeurt er iets waardoor je alles anders gaat bekijken en ineens heel blij bent met iets dat er altijd al was. Omdat een mens, of in ieder geval ik, dit soort waardevolle lessen snel vergeet, geeft het leven je meerdere kansen om te leren. Afgelopen zomer stond weer een droomvakantie gepland. Ik had een sabbatical genomen van begin schooljaar tot kerst en met de zomervakantie erbij konden mijn man en ik een half jaar reizen. Het afscheidsetentje met de kinderen was al achter de rug; de spullen stonden klaar in de gang. Laat ik het vervolg samenvatten door te zeggen dat het sabbatical werd omgezet in ziekteverlof en dat mijn man en ik wel een half jaar hebben gereisd, maar dan metaforisch gezien, door de medische wereld. Gisteren zat ik bij de bedrijfsarts, om te bespreken of ik weer klaar was om les te geven. Ik vertelde dat ik even de klas in gegaan was om mijn mentorleerlingen te zeggen dat ik terugkwam, en dat ik meteen daarna de wc was ingedoken omdat ik moest huilen. Hij vroeg waarom en ik kwam niet veel verder dan ‘omdat ik dacht…ik ben er weer. Ze zaten ook allemaal zo lief te kijken.’ En toen wist ik het zelf ook weer. Ik ben nog niet de oude en zie op tegen de werkdruk, de stress rondom allerlei organisatorische veranderingen en de onvoorspelbaarheid van een klas. Ik ben bang dat ik focus mis en te emotioneel reageer als het tegenzit. Maar die school, dat is mijn plek. Werken met zo’n club vijftienjarigen, al die individuen die me nieuwsgierig maken en blijven uitdagen, vind ik het allermooist. En als ik dan hoor ‘Hééé mevrouw! Bent u er weer! We hebben u gemist!’ dan voelt dat net als toen met die gladde weg. Kom maar op, 2026.
door Imke De Graaf 23 september 2024
Op een familieweekend zag ik mijn dochters (20 en 22) ineens een heel andere versie van ‘Wie is het?’ spelen. Ze stelden elkaar vragen die niets met uiterlijk te maken hadden zoals ‘Eet deze persoon vaak een emmer kip van KFC?’ of ‘Heeft de jouwe een huis vol planten?’. Het gemak waarmee ze na elke ‘ja’ of ‘nee’ personen begonnen weg te klappen was hilarisch en tot mijn verbazing lukte het een paar keer de juiste persoon te kiezen. Zo niet, dan zaten ze er heel dichtbij en volgden uitroepen als ‘Natuurlijk zit zij niet bij een leesclub! Kijk dat haar!’ We stoppen mensen in hokjes, dichten ze eigenschappen, hobby’s, voorkeuren of overtuigingen toe op basis van hun uiterlijk. Dat is evolutionair zo bepaald. Het is heel nuttig, dat we dit kunnen. Zo zien we snel wie ‘onze mensen’ zijn en wie niet. Een juiste inschatting of iemand tot de veilige groep behoorde was in de prehistorie van levensbelang. Snel kunnen oordelen hielp ons overleven. Nu de groep, zeker na de komst van het internet, onoverzichtelijk groot geworden is, helpt het indelen van mensen ons de complexiteit van de wereld te beheersen. Het geeft een gevoel van orde en het vergemakkelijkt samenwerking en het opbouwen van relaties binnen onze eigen groep. We stoppen mensen in hokjes en dat geeft niks, zolang we ons ervan bewust zijn dat we dat doen. Dan kunnen we geregeld stilstaan bij onze aannames om meer te leren over de bril waarmee we kijken, om hem vervolgens af te zetten. Actief streven naar nuance, met nieuwsgierigheid als grondhouding. Het baart mij grote zorgen dat het identiteitsdenken in deze tijden van polarisatie onder jongeren aan kracht lijkt te winnen. De focus op gedeelde ervaringen of kenmerken binnen een groep, zoals ras, gender, religie of seksualiteit, kan belangrijk zijn voor een gemeenschappelijke strijd en er is veel om voor te strijden. Er is systemisch onrecht, elke dag sterven onschuldige mensen, het lijden is groot. Ik hou van betrokken jonge mensen die zich zorgen maken over het lijden van anderen en de toekomst van onze planeet en die willen vechten voor een betere wereld. Maar de manier waarop, met deze focus op één kenmerkend aspect, leidt er toe dat mensen gereduceerd worden tot die ene identiteit. Palestijn, Jood, boer, klimaatactivist, et cetera. De ‘wij’ of de ‘zij’. Verschillen worden uitvergroot en stereotyperingen en vooroordelen versterkt. Precies wat we niet nodig hebben. Op school ervaar ik dat, alle goede bedoelingen ten spijt, het prioriteren van diversiteit en inclusiviteit op de manier waarop dat de laatste jaren gebeurt niet bijdraagt aan meer begrip voor elkaar. De strijd voor maatschappelijke verandering en emancipatie van minderheden wordt te vaak ideologisch gevoerd. Ik zie leerlingen die bang zijn hun mening te geven, omdat het een 'verboden' mening kan zijn. Laatst twijfelde een leerling midden in zijn zin, toen hij het had over een 'bl...b...coloured man'. Bij een les over gendergelijkheid was de irritatie in de groep voelbaar. Niemand bleek aan gelijke kansen en keuzes voor man en vrouw te denken. Gender stond alleen voor genderidentiteit. Ik heb collega's die klachten krijgen over grapjes, via ouders en directie. Leerlingen groeien niet op in een vacuüm. En onze kinderen groeien nu op in een klimaat dat niet bevorderlijk is voor kritisch denken, voor een open houding en een uitgesteld oordeel. Walt Whitman zei het al in zijn Song of Myself in 1855, ver voor het spel 'Wie is het?' bestond: ‘I am not contained between my hat and my boots’ since ‘[in] all people I see myself’. We kunnen allemaal iets van onszelf in de ander, elke ander, herkennen. We hebben meer gemeen dan we van elkaar verschillen. En niemand van ons is te reduceren tot één aspect van zijn wezen. Als je mij vrouw noemt, of wit, of Nederlands, of docent, weet je niet wie ik ben. Al deze kenmerken zijn belangrijk voor wie ik geworden ben en hebben elke dag invloed op de bril waarmee ik mezelf en de wereld zie, maar ze vertellen niet mijn hele verhaal. Ik hou van quinoasalade en carnaval, van filosofie en B&B Vol Liefde, van achtbanen en de hei. De bekendste regel uit het gedicht van Whitman luidt ‘Do I contradict myself? Very well then I contradict myself, (I am large, I contain multitudes)’. Dat geldt voor iedereen en dat is prachtig. Het maakt nieuwsgierig. Hoop ik.
MEER BLOGS »