De docent, de duiker en de doorzetter
Imke De Graaf • 15 oktober 2020
Elke docent kent leerlingen die voor het schoolwerk weglopen, die te weinig doen, ongemotiveerd en onverschillig lijken. Ook kent elke docent leerlingen die het tegenovergestelde doen: eindeloos studeren, nog een samenvatting, nog een diagnostische toets, nog een mailtje met vragen. Mijn vraag voor jou als docent: in hoeverre verschilt jouw houding ten opzichte van leerling 1 en leerling 2?
De eerste leerling is een typische vermijder. Hij of zij heeft een tactiek om weg te blijven bij gevoelens die onprettig zijn, zoals verveling, frustratie of onzekerheid. De tactiek? Duiken. Snel weg als het moeilijk wordt.
De tweede leerling is een strijder. Hij of zij heeft ook een tactiek. Werken tot je erbij neervalt, om de kans op teleurstelling te minimaliseren. Om een tegenvallend cijfer of kritiek voor te zijn en de onzekerheid niet te voelen die gepaard gaat met een minder dan perfecte voorbereiding. Deze leerling gaat door en door en door, desnoods ten koste van zichzelf.
Beide leerlingen reageren op gevoelens en gedachten die ze niet onder ogen willen zien. Gedachten als ‘ik kan het niet’, ‘ik haal het nooit’ en gevoelens van stress, angst of iets anders vervelends. Het kan een tijdje goed gaan, in beide gevallen. Maar de kans is groot dat leerling 1, als hij deze tactiek voor alle vakken hanteert, op een gegeven moment strandt. En dat leerling 2, als dit zijn standaardaanpak is, zichzelf verliest in het perfectionisme. De duiker en de doorgeslagen doorzetter moeten leren kijken naar wat er van binnen gebeurt, naar de gevoelens waar ze van weg willen blijven. En leren hoe ze daar op een andere manier mee om kunnen gaan: een manier die op langere termijn werkt, voor de studievoortgang en hun gezondheid.
Mijn ervaring is dat we leerling 2 graag helpen. Praktisch gezien, met extra oefenmateriaal of handige tips om de leerstof te verwerken, maar ook pedagogisch: we praten ze moed in, geven complimenten en zeggen ook af en toe dat een keer onder een acht scoren geen ramp is. Onze houding is meestal positief. Aardig, begripvol, geduldig. Een extra uurtje buiten de les om? Geen punt. Een knipoog tijdens de toets om de leerling op het gemak te stellen? Met plezier.
Hoe anders vaak bij leerling 1. Irritatie, gemopper, aansporingen zonder vertrouwen. Extra hulp? Wat heb je dan in de les zitten doen?! Een andere aanpak? Maak eerst maar eens gewoon je huiswerk. Het is veel moeilijker voor de meeste docenten (ik heb het ook over mezelf) om leerling 1 óók te zien als een leerling die een strategie heeft ontwikkeld die op de lange termijn niet werkt, en die ons nodig heeft om te leren hoe het ook anders kan. Omdat dat onze taak is als docent. Coachen naar de aanpak die werkt, en wel zo dat een leerling gaat geloven dat het een haalbare optie is.
Leerlingen die ik begeleid heb in motivatietrainingen veranderden heus niet op slag in werkmonsters, maar ze gaven allemaal aan dat een gesprek zonder negatief commentaar fijn was. Ze hadden stuk voor stuk last van het beeld dat docenten van hen hadden, ook al snapten ze het goed. Met iemand praten die vraagt hoe het is om het werken gewoon niet op te kunnen brengen, en hoe dat voelt en wat het met je doet, was een wereld van verschil met de gebruikelijke preken.
Alle leerlingen die niet de juiste studievaardigheden hebben, hebben ons nodig. De doorgeslagen doorzetters maar ook de duikers. Ze hebben allemaal die positieve houding nodig die de voorwaarde is voor een echt gesprek. Ze hebben ons vertrouwen nodig, in hun vermogen om te leren omgaan met alles wat in de weg zit. Om in heel kleine stapjes wél te leren kiezen voor gedrag dat werkt. Wil je, bij wijze van experiment, de komende tijd eens opletten wat een typische leerling 1 en 2 met jou doen? Namens de duikers, alvast bedankt.
Dit delen:

Jaren geleden werd ik heel ziek tijdens een droomvakantie naar Madagaskar. Als ik daaraan terugdenk zie ik de allerliefste piepjonge en beeldschone, in roze gestoken verpleegstertjes boven mijn bed zweven en voel ik de angst. Wat me het meest is bijgebleven van mijn terugreis naar Nederland is het gevoel van de gladde wegen in de taxi van het vliegveld naar huis. Het stond voor veiligheid, zekerheid, en het vertrouwen dat het weer goed zou komen. Thuis, Nederland, waar alles geregeld is. Ik had nooit eerder zo’n diep gevoel van dankbaarheid ervaren voor de staat van onze infrastructuur. Ik wil maar zeggen: soms gebeurt er iets waardoor je alles anders gaat bekijken en ineens heel blij bent met iets dat er altijd al was. Omdat een mens, of in ieder geval ik, dit soort waardevolle lessen snel vergeet, geeft het leven je meerdere kansen om te leren. Afgelopen zomer stond weer een droomvakantie gepland. Ik had een sabbatical genomen van begin schooljaar tot kerst en met de zomervakantie erbij konden mijn man en ik een half jaar reizen. Het afscheidsetentje met de kinderen was al achter de rug; de spullen stonden klaar in de gang. Laat ik het vervolg samenvatten door te zeggen dat het sabbatical werd omgezet in ziekteverlof en dat mijn man en ik wel een half jaar hebben gereisd, maar dan metaforisch gezien, door de medische wereld. Gisteren zat ik bij de bedrijfsarts, om te bespreken of ik weer klaar was om les te geven. Ik vertelde dat ik even de klas in gegaan was om mijn mentorleerlingen te zeggen dat ik terugkwam, en dat ik meteen daarna de wc was ingedoken omdat ik moest huilen. Hij vroeg waarom en ik kwam niet veel verder dan ‘omdat ik dacht…ik ben er weer. Ze zaten ook allemaal zo lief te kijken.’ En toen wist ik het zelf ook weer. Ik ben nog niet de oude en zie op tegen de werkdruk, de stress rondom allerlei organisatorische veranderingen en de onvoorspelbaarheid van een klas. Ik ben bang dat ik focus mis en te emotioneel reageer als het tegenzit. Maar die school, dat is mijn plek. Werken met zo’n club vijftienjarigen, al die individuen die me nieuwsgierig maken en blijven uitdagen, vind ik het allermooist. En als ik dan hoor ‘Hééé mevrouw! Bent u er weer! We hebben u gemist!’ dan voelt dat net als toen met die gladde weg. Kom maar op, 2026.

Op een familieweekend zag ik mijn dochters (20 en 22) ineens een heel andere versie van ‘Wie is het?’ spelen. Ze stelden elkaar vragen die niets met uiterlijk te maken hadden zoals ‘Eet deze persoon vaak een emmer kip van KFC?’ of ‘Heeft de jouwe een huis vol planten?’. Het gemak waarmee ze na elke ‘ja’ of ‘nee’ personen begonnen weg te klappen was hilarisch en tot mijn verbazing lukte het een paar keer de juiste persoon te kiezen. Zo niet, dan zaten ze er heel dichtbij en volgden uitroepen als ‘Natuurlijk zit zij niet bij een leesclub! Kijk dat haar!’ We stoppen mensen in hokjes, dichten ze eigenschappen, hobby’s, voorkeuren of overtuigingen toe op basis van hun uiterlijk. Dat is evolutionair zo bepaald. Het is heel nuttig, dat we dit kunnen. Zo zien we snel wie ‘onze mensen’ zijn en wie niet. Een juiste inschatting of iemand tot de veilige groep behoorde was in de prehistorie van levensbelang. Snel kunnen oordelen hielp ons overleven. Nu de groep, zeker na de komst van het internet, onoverzichtelijk groot geworden is, helpt het indelen van mensen ons de complexiteit van de wereld te beheersen. Het geeft een gevoel van orde en het vergemakkelijkt samenwerking en het opbouwen van relaties binnen onze eigen groep. We stoppen mensen in hokjes en dat geeft niks, zolang we ons ervan bewust zijn dat we dat doen. Dan kunnen we geregeld stilstaan bij onze aannames om meer te leren over de bril waarmee we kijken, om hem vervolgens af te zetten. Actief streven naar nuance, met nieuwsgierigheid als grondhouding. Het baart mij grote zorgen dat het identiteitsdenken in deze tijden van polarisatie onder jongeren aan kracht lijkt te winnen. De focus op gedeelde ervaringen of kenmerken binnen een groep, zoals ras, gender, religie of seksualiteit, kan belangrijk zijn voor een gemeenschappelijke strijd en er is veel om voor te strijden. Er is systemisch onrecht, elke dag sterven onschuldige mensen, het lijden is groot. Ik hou van betrokken jonge mensen die zich zorgen maken over het lijden van anderen en de toekomst van onze planeet en die willen vechten voor een betere wereld. Maar de manier waarop, met deze focus op één kenmerkend aspect, leidt er toe dat mensen gereduceerd worden tot die ene identiteit. Palestijn, Jood, boer, klimaatactivist, et cetera. De ‘wij’ of de ‘zij’. Verschillen worden uitvergroot en stereotyperingen en vooroordelen versterkt. Precies wat we niet nodig hebben. Op school ervaar ik dat, alle goede bedoelingen ten spijt, het prioriteren van diversiteit en inclusiviteit op de manier waarop dat de laatste jaren gebeurt niet bijdraagt aan meer begrip voor elkaar. De strijd voor maatschappelijke verandering en emancipatie van minderheden wordt te vaak ideologisch gevoerd. Ik zie leerlingen die bang zijn hun mening te geven, omdat het een 'verboden' mening kan zijn. Laatst twijfelde een leerling midden in zijn zin, toen hij het had over een 'bl...b...coloured man'. Bij een les over gendergelijkheid was de irritatie in de groep voelbaar. Niemand bleek aan gelijke kansen en keuzes voor man en vrouw te denken. Gender stond alleen voor genderidentiteit. Ik heb collega's die klachten krijgen over grapjes, via ouders en directie. Leerlingen groeien niet op in een vacuüm. En onze kinderen groeien nu op in een klimaat dat niet bevorderlijk is voor kritisch denken, voor een open houding en een uitgesteld oordeel. Walt Whitman zei het al in zijn Song of Myself in 1855, ver voor het spel 'Wie is het?' bestond: ‘I am not contained between my hat and my boots’ since ‘[in] all people I see myself’. We kunnen allemaal iets van onszelf in de ander, elke ander, herkennen. We hebben meer gemeen dan we van elkaar verschillen. En niemand van ons is te reduceren tot één aspect van zijn wezen. Als je mij vrouw noemt, of wit, of Nederlands, of docent, weet je niet wie ik ben. Al deze kenmerken zijn belangrijk voor wie ik geworden ben en hebben elke dag invloed op de bril waarmee ik mezelf en de wereld zie, maar ze vertellen niet mijn hele verhaal. Ik hou van quinoasalade en carnaval, van filosofie en B&B Vol Liefde, van achtbanen en de hei. De bekendste regel uit het gedicht van Whitman luidt ‘Do I contradict myself? Very well then I contradict myself, (I am large, I contain multitudes)’. Dat geldt voor iedereen en dat is prachtig. Het maakt nieuwsgierig. Hoop ik.