Mentale weerbaarheid in de mentorles
Imke De Graaf • 22 december 2020
Als docent en mentor op een middelbare school zie ik elk jaar meer leerlingen worstelen om overeind te blijven. Sommigen bezwijken onder de druk terwijl anderen juist uitvallen omdat ze te lang niets doen, verlamd door een gebrek aan motivatie. Het coronavirus, met de lockdown afgelopen jaar en de rommelige start van dit schooljaar, heeft deze trieste trend alleen nog maar versterkt. Leerlingen kampen thuis en op school met onrust, onzekerheid, teleurstelling en frustratie. Waar de een wakker ligt van gemiste lessen en de mogelijke gevolgen van een achterstand, haakt een ander af door verveling en het wegvallen van de activiteiten die energie geven.
Mijn collega’s proberen, net als ik, hun leerlingen zo goed mogelijk te begeleiden. Steeds wisselende maatregelen maken het op zijn zachtst gezegd uitdagend. Het gevoel grip te verliezen op je klas of individuele leerlingen is zo naar. Maar zonder de klas in te mogen lopen, soms zelfs alleen via een scherm, is lesgeven niet hetzelfde. We kunnen onze leerlingen niet meer helpen op de manieren die we gewend zijn. En het gevoel dat ons dat geeft komt mee de klas in. In het slechtste geval wordt het zichtbaar in een zekere gelatenheid of in gemopper, om de klas dan maar op afstand aan te sporen. In het beste geval laten we onze leerlingen zien dat dit virus ons ook raakt, dat we het zoeken naar nieuwe manieren van lesgeven lastig vinden, of eng. Maar dat we willen meebewegen met deze nieuwe werkelijkheid. Positief vooruit, met vertrouwen in de toekomst.
Wie weet hoe lang Covid-19 ons onderwijs nog zal blijven bepalen? Of welke variant er daarna komt? Los van dit of welk ander virus dan ook, de toekomst van onze leerlingen is onzeker. De arbeidsmarkt verandert zo snel dat een studiekeuze een sprong in het diepe is. En voor ze kunnen springen hebben leerlingen al heel wat achter de rug. De toegenomen prestatiedruk, het juk van sociale media, met z’n constante stroom aan informatie en vergelijkingsmateriaal, en de klassieke pubertwijfels ‘wie ben ik?’ en ‘wat wil ik?’ zijn bij elkaar opgeteld voor veel jongeren een heel hoge duikplank. Wat kinderen nu meer dan ooit nodig hebben, is een flexibele levenshouding. Voldoende veerkracht om alles dat op hun pad komt met vertrouwen tegemoet te treden. Maar ja, hoe ontwikkel je zoiets? En wie gaat ze daarbij helpen?
Het onderwijs bereidt voor op de toekomst. Als psychologische flexibiliteit in de huidige maatschappij een noodzakelijke vaardigheid is, moet er op school aandacht aan besteed worden. Niet pas achteraf, als iemand het al heeft opgegeven of op het punt staat om te vallen. Niet alleen in faalangstreductietrainingen, examenvreestrainingen of motivatietrajecten voor kleine groepjes speciale gevallen buiten lestijd. Maar preventief, voor alle leerlingen. Samen bespreken dat groeien niet kan zonder af en toe vallen (niet falen), om van te leren. Dat iedereen in de klas wel eens verdrietig is, of onzeker, gestrest of in de war, ongeacht wat ze op Instagram zetten. Inclusief de docent. En leren wat je dan kunt doen, en wat houvast biedt.
Het is geen overbodige luxe, en even belangrijk voor een succesvolle schoolloopbaan als voor de wereld die erop volgt. Vaardigheden op het gebied van emotieregulatie, het richten van de aandacht en doelgericht handelen komen elke dag van pas in een hectische maatschappij die veel van ons vraagt. Ze helpen leerlingen omgaan met de spanning van examens en de twijfels rondom de studiekeuze. Met concrete tips en een paar handige oefeningen leren leerlingen weerstand bieden tegen de afleidingen van buiten en tot rust komen bij zichzelf.
Dergelijke lessen, waarin aandacht voor het vergroten van de draagkracht centraal staat, hebben een belangrijk uitgangspunt. Alle kinderen gaan in hun leven tegenslag meemaken. Er zullen moeilijke dingen gebeuren, die lastige gedachten en negatieve gevoelens oproepen. De inmiddels bekende curling ouders
kunnen niet alles wegpoetsen. Hoe passend scholen het onderwijs ook willen maken, voor elke leerling wringt er wel eens iets. Dus in plaats van ons te focussen op het wegnemen van de draaglast (minder toetsen, anders toetsen, extra voorzieningen, leukere lessen, bijles, enzovoort) kunnen we ook de draagkracht van onze leerlingen stimuleren. We kunnen ze leren hoe ze bewust kiezen voor wat waardevol is, zodat het ze sterker maakt. Door hier in mentorlessen tijd aan te besteden maken we duidelijk dat dit voor alle leerlingen belangrijk is. En dat het om vakoverstijgende vaardigheden gaat die structurele aandacht verdienen. Een mentor die met zijn klas over de hobbels van het leven spreekt geeft ruimte aan kwetsbaarheid. Het bespreekbaar maken van de binnenwereld is op zich al helpend, maar kan bovendien helpen leerlingen die het moeilijk hebben eerder te signaleren en in een vroeg stadium ondersteuning te bieden. Zo voorkomen we grotere problemen en bieden we onze leerlingen datgene waar deze tijd om vraagt: een stevige basis voor een spannende toekomst.
Dit delen:

Jaren geleden werd ik heel ziek tijdens een droomvakantie naar Madagaskar. Als ik daaraan terugdenk zie ik de allerliefste piepjonge en beeldschone, in roze gestoken verpleegstertjes boven mijn bed zweven en voel ik de angst. Wat me het meest is bijgebleven van mijn terugreis naar Nederland is het gevoel van de gladde wegen in de taxi van het vliegveld naar huis. Het stond voor veiligheid, zekerheid, en het vertrouwen dat het weer goed zou komen. Thuis, Nederland, waar alles geregeld is. Ik had nooit eerder zo’n diep gevoel van dankbaarheid ervaren voor de staat van onze infrastructuur. Ik wil maar zeggen: soms gebeurt er iets waardoor je alles anders gaat bekijken en ineens heel blij bent met iets dat er altijd al was. Omdat een mens, of in ieder geval ik, dit soort waardevolle lessen snel vergeet, geeft het leven je meerdere kansen om te leren. Afgelopen zomer stond weer een droomvakantie gepland. Ik had een sabbatical genomen van begin schooljaar tot kerst en met de zomervakantie erbij konden mijn man en ik een half jaar reizen. Het afscheidsetentje met de kinderen was al achter de rug; de spullen stonden klaar in de gang. Laat ik het vervolg samenvatten door te zeggen dat het sabbatical werd omgezet in ziekteverlof en dat mijn man en ik wel een half jaar hebben gereisd, maar dan metaforisch gezien, door de medische wereld. Gisteren zat ik bij de bedrijfsarts, om te bespreken of ik weer klaar was om les te geven. Ik vertelde dat ik even de klas in gegaan was om mijn mentorleerlingen te zeggen dat ik terugkwam, en dat ik meteen daarna de wc was ingedoken omdat ik moest huilen. Hij vroeg waarom en ik kwam niet veel verder dan ‘omdat ik dacht…ik ben er weer. Ze zaten ook allemaal zo lief te kijken.’ En toen wist ik het zelf ook weer. Ik ben nog niet de oude en zie op tegen de werkdruk, de stress rondom allerlei organisatorische veranderingen en de onvoorspelbaarheid van een klas. Ik ben bang dat ik focus mis en te emotioneel reageer als het tegenzit. Maar die school, dat is mijn plek. Werken met zo’n club vijftienjarigen, al die individuen die me nieuwsgierig maken en blijven uitdagen, vind ik het allermooist. En als ik dan hoor ‘Hééé mevrouw! Bent u er weer! We hebben u gemist!’ dan voelt dat net als toen met die gladde weg. Kom maar op, 2026.

Op een familieweekend zag ik mijn dochters (20 en 22) ineens een heel andere versie van ‘Wie is het?’ spelen. Ze stelden elkaar vragen die niets met uiterlijk te maken hadden zoals ‘Eet deze persoon vaak een emmer kip van KFC?’ of ‘Heeft de jouwe een huis vol planten?’. Het gemak waarmee ze na elke ‘ja’ of ‘nee’ personen begonnen weg te klappen was hilarisch en tot mijn verbazing lukte het een paar keer de juiste persoon te kiezen. Zo niet, dan zaten ze er heel dichtbij en volgden uitroepen als ‘Natuurlijk zit zij niet bij een leesclub! Kijk dat haar!’ We stoppen mensen in hokjes, dichten ze eigenschappen, hobby’s, voorkeuren of overtuigingen toe op basis van hun uiterlijk. Dat is evolutionair zo bepaald. Het is heel nuttig, dat we dit kunnen. Zo zien we snel wie ‘onze mensen’ zijn en wie niet. Een juiste inschatting of iemand tot de veilige groep behoorde was in de prehistorie van levensbelang. Snel kunnen oordelen hielp ons overleven. Nu de groep, zeker na de komst van het internet, onoverzichtelijk groot geworden is, helpt het indelen van mensen ons de complexiteit van de wereld te beheersen. Het geeft een gevoel van orde en het vergemakkelijkt samenwerking en het opbouwen van relaties binnen onze eigen groep. We stoppen mensen in hokjes en dat geeft niks, zolang we ons ervan bewust zijn dat we dat doen. Dan kunnen we geregeld stilstaan bij onze aannames om meer te leren over de bril waarmee we kijken, om hem vervolgens af te zetten. Actief streven naar nuance, met nieuwsgierigheid als grondhouding. Het baart mij grote zorgen dat het identiteitsdenken in deze tijden van polarisatie onder jongeren aan kracht lijkt te winnen. De focus op gedeelde ervaringen of kenmerken binnen een groep, zoals ras, gender, religie of seksualiteit, kan belangrijk zijn voor een gemeenschappelijke strijd en er is veel om voor te strijden. Er is systemisch onrecht, elke dag sterven onschuldige mensen, het lijden is groot. Ik hou van betrokken jonge mensen die zich zorgen maken over het lijden van anderen en de toekomst van onze planeet en die willen vechten voor een betere wereld. Maar de manier waarop, met deze focus op één kenmerkend aspect, leidt er toe dat mensen gereduceerd worden tot die ene identiteit. Palestijn, Jood, boer, klimaatactivist, et cetera. De ‘wij’ of de ‘zij’. Verschillen worden uitvergroot en stereotyperingen en vooroordelen versterkt. Precies wat we niet nodig hebben. Op school ervaar ik dat, alle goede bedoelingen ten spijt, het prioriteren van diversiteit en inclusiviteit op de manier waarop dat de laatste jaren gebeurt niet bijdraagt aan meer begrip voor elkaar. De strijd voor maatschappelijke verandering en emancipatie van minderheden wordt te vaak ideologisch gevoerd. Ik zie leerlingen die bang zijn hun mening te geven, omdat het een 'verboden' mening kan zijn. Laatst twijfelde een leerling midden in zijn zin, toen hij het had over een 'bl...b...coloured man'. Bij een les over gendergelijkheid was de irritatie in de groep voelbaar. Niemand bleek aan gelijke kansen en keuzes voor man en vrouw te denken. Gender stond alleen voor genderidentiteit. Ik heb collega's die klachten krijgen over grapjes, via ouders en directie. Leerlingen groeien niet op in een vacuüm. En onze kinderen groeien nu op in een klimaat dat niet bevorderlijk is voor kritisch denken, voor een open houding en een uitgesteld oordeel. Walt Whitman zei het al in zijn Song of Myself in 1855, ver voor het spel 'Wie is het?' bestond: ‘I am not contained between my hat and my boots’ since ‘[in] all people I see myself’. We kunnen allemaal iets van onszelf in de ander, elke ander, herkennen. We hebben meer gemeen dan we van elkaar verschillen. En niemand van ons is te reduceren tot één aspect van zijn wezen. Als je mij vrouw noemt, of wit, of Nederlands, of docent, weet je niet wie ik ben. Al deze kenmerken zijn belangrijk voor wie ik geworden ben en hebben elke dag invloed op de bril waarmee ik mezelf en de wereld zie, maar ze vertellen niet mijn hele verhaal. Ik hou van quinoasalade en carnaval, van filosofie en B&B Vol Liefde, van achtbanen en de hei. De bekendste regel uit het gedicht van Whitman luidt ‘Do I contradict myself? Very well then I contradict myself, (I am large, I contain multitudes)’. Dat geldt voor iedereen en dat is prachtig. Het maakt nieuwsgierig. Hoop ik.