De kledingkast van een nestverlater
Over de behoefte aan zorg en zorgen
Van een vriendin hoorde ik over een vrouw die de keuken van haar volwassen zoon ongevraagd ging poetsen tijdens zijn vakantie, en besloot ook maar meteen de hele indeling te herorganiseren. De zoon en zijn vrouw waren bij thuiskomst niet blij verrast, maar boos. Begrijpelijk, vond ik, want je wil zelf bepalen wanneer je keuken vies is en waar je je vergiet bewaart.
Aan deze vrouw moest ik denken toen ik afgelopen week de kledingkast van mijn dochter onder handen nam. Of eigenlijk: de hele slaapkamer. Het kwam zo. Mijn dochters zomer bestond uit een estafettevakantie. Ze was een paar uur thuis uit ‘Cherso’ toen ze met haar zusje en mijn man en mij naar midden-Frankrijk vertrok. Weer thuis wachtte de volgende ochtend de UIT-week, waarmee haar studentenleven in Utrecht ging beginnen. Ze vertrok stuiterend van zin. Twee opengeslagen koffers bleven achter op de vloer van haar kamer, uitpuilend met kleding, schoon en vies voor het gemak gemengd. ‘Laten liggen, hoor mam, dat doe ik als ik thuiskom!’
Het enthousiasme van het vertrek was al bij het eerste appje pijnlijk afwezig. Hoe meer appjes, hoe duidelijker het werd dat de week toch niet helemaal verliep zoals gehoopt. Halverwege bleek de week over te gaan in een tiendaags introductiekamp bij een studentenvereniging. Ze wilde er graag bij, maar zag op tegen de ontgroening en haar angst werd gevoed door de aanloop. Ze ging.
En dus stond ik in haar kamer, me zorgen te maken over mijn meisje, blij en hoopvol vertrokken naar haar nieuwe leven en in drie dagen klein en alleen. Zij was daar, en ze gingen heel naar tegen haar doen, en ze kende er niemand. Ze moest dat ondergaan, want het hoorde erbij en ze zou er vast van alles van leren. Ik moest het gewoon loslaten, vertrouwen hebben. Dat lukte niet of ik wilde het niet. Ik wilde voor haar zorgen. Dus ruimde ik haar kamer op. Ik zocht alle kleren uit, ik waste alles met kreukels, ik maakte nette stapeltjes in haar kast. Ik hield dezelfde indeling aan, maar alléén omdat ik aan die vrouw dacht, die ik ineens snapte. Ik zette haar nagellakjes recht, ik verschoonde haar bed.
Mijn kinderen staan met één been buiten het nest. Mijn behoefte om te zorgen is soms voelbaar groter dan hun behoefte aan zorg. Bovendien, zorgen ziet er anders uit als je kinderen bijna volwassen zijn. Begripvol en beschikbaar zijn is meestal genoeg, en dat kan zittend met je mond dicht. Ik weet dat ze zelfstandig worden door dingen zelf uit te zoeken, dus ik zeg altijd braaf ‘laat het maar weten als je hulp nodig hebt’. Als het om praktische dingen gaat is dat makkelijk. Maar o wee als ze pijn hebben. Als ze bang zijn, of verdrietig, of helemaal gestrest. Dan wil ik het weten, zodat ik iets kan doen. Moeders kunnen veel, maar liefdesverdriet verzachten, ontdekken wat de juiste studiekeuze voor hun kinderen is, vrienden voor ze maken, de angst wegnemen die bij grote nieuwe stappen hoort…dat niet. Dat kunnen ze niet en dat is maar goed ook. Want alleen door het leven te leven kun je leren. Ik weet het, en toch blijft de neiging om te gaan adviseren, waarschuwen, oplossen en bemoeien. Ik zie mezelf weer doen, al probeer ik zo hard er alleen te zijn. Voor als ze willen praten, voor een knuffel of een kopje thee.
Als dat dan lukt, je kind iets moeilijks laten doorstaan en alleen je vertrouwen uitspreken zonder verder iets te doen, en al die liefde en zorg die ineens geen praktische uitlaatklep meer hebben vinden hun weg naar een nieuwe inrichting van een kledingkast (of keukenkast), dan is dat toch eigenlijk héél knap? Ik vind van wel. Ik was best trots op mezelf, zo hyperactief aan het loslaten daar in haar slaapkamer, en ook nog drie wassen gedraaid.
Ze is weer thuis. Ze heeft de ontgroening overleefd, is trots op zichzelf én heel blij met haar opgeruimde kast.
Dit delen:

