Blog Layout

De puberteit: veranderfase voor ouders

Imke De Graaf • jul. 09, 2017

Hoe laat ik mijn puber los en hoe los laat ik mijn puber?

Ik ben verschrikkelijk dankbaar voor mijn gezin en daar sta ik regelmatig bij stil. Ik probeer dat niet al te zichtbaar te doen. (‘Wat sta jij daar nou te doen, mam? Sta je nou te huilen?!’ Echt gebeurd). Mijn top drie van momenten waarop ik altijd overspoeld word door een dankbaarheid die nederig maakt:
  • Als ik de was sta te vouwen. Het feit dat ik vijf stapeltjes mag maken raakt me altijd. Het gaat dwars door de ergernis over de eenzame sokken en de hardnekkige vlekken heen.
  • Als we met z’n allen in de auto zitten. Mijn hele leven in één zo’n cocon. In mijn hoofd hoor ik de Ierse Christy Moore zingen: 
When we started this voyage,
there was just me and you,
Now, gathered round us,
we have our own crew’
  • Als ik op vrijdagavond met mijn dochters onder een dekentje op de bank zit (zoonlief is een paar jaar terug afgehaakt, helaas). Je moet van goede huize komen om mij dan van die bank af te krijgen. Noem me gerust ingedut, burgerlijk of saai, maar mooier wordt het voor mij niet.

Het lege nest syndroom voel ik al aankomen sinds de jongste naar groep 3 ging. De tijd gaat mij te snel, waarschijnlijk ben ik daarom zo’n compulsieve Albelli-fotoplakker. In dat kader is deze periode, met drie kinderen in de puberteit, een uitdaging voor mij. Ik moet loslaten. Mijn rol verandert en onze relatie ook. Waar ze vroeger het liefst nog op schoot kropen als ik op de wc zat, lijkt nu naast elkaar tandenpoetsen al bijna te intiem. Het slot op de badkamerdeur moest er komen en wordt met overgave gebruikt. Gisteren stond ik uitbundig te zwaaien bij de toneelochtend van mijn trotse kleuter, nu mag ik niet eens langs de pizzeria fietsen waar hij – inmiddels met havodiploma op zak-werkt, laat staan dat ik naar binnen ga om iets te bestellen. Vroeger was de eerste bladzijde van het vriendenboekje voor mij, vandaag riskeer ik ruzie als ik een foto van mijn dochter like. Het is goed dat ik er ben, maar graag niet te dichtbij, en zeker niet te zichtbaar. En weet je wat? It’s okay! Ik vind het moeilijk, omdat ik zo van dat andere soort moederen genoten heb en nu al opzie tegen de volgende fase, waarin ze nog minder thuis zijn. Maar ik vind het ook fijn, want het betekent dat mijn kinderen gezond opgroeien. Dat ze precies doen wat ze moeten doen: een beetje afstand nemen van hun vader en mij, zelfstandig worden. Het is zoeken voor hun, en aanpassen voor ons.

De veranderende relatie
In de puberteit zijn jongeren meer dan in een andere fase gericht op hun leeftijdsgenoten. Het zoeken naar aansluiting bij de peergroup hoort bij het proces van ontdekken wie je bent en loskomen van je ouders. De veranderingen in de hersenen laten dit mooi zien. ‘Hun brein reageert heftiger op beloningen en bedreigingen in het sociale domein.’ (Puberbrein binnenstebuiten, Nelis & Van Sark) Het hoort dus zo, dat ze continu gericht zijn op wat vrienden en klasgenoten vinden en doen, ook al betekent dit tegenwoordig dat ze hun telefoon niet los durven laten uit angst een post te missen. En het is ook normaal dat de reacties van die vrienden op hun eigen foto’s en berichten van levensbelang lijken. Belangrijker dan iets dat jij met je kind wil delen. Als ouder voel je hoe je invloed afneemt, althans ogenschijnlijk. Veel ouders vinden dit lastig. Als een kind zich terugtrekt, minder mededeelzaam wordt, minder zin lijkt te hebben in gezamenlijke activiteiten, terwijl het deel van zijn wereld dat voor jou onbekend is groeit, kun je als ouder de neiging hebben te gaan duwen of trekken. Mopperen over de veranderende houding of op een onhandige manier zeuren om contact of informatie. Hou dit in je achterhoofd:
  1. Het verschuiven van de aandacht is een gezonde, natuurlijke ontwikkeling. Jouw moeilijk te bereiken of ineens onherkenbare kind zit midden in een belangrijk groeiproces. 

    (Dus als mijn zoon mij op vrijdagavond links laat liggen onder mijn dekentje om te gaan chillen met vrienden, denk ik niet ‘boehoe, wat ongezellig!’ maar ‘boehoe, wat jammer!’ én ‘Goed zo, jongen!’)

  2. Ook al lijkt het niet zo, jouw kind hoort je commentaar en voelt je blik. Als je iets wil veranderen aan jullie relatie, let dan op je toon. Niet (aan)klagen, maar vragen. 

    Niet: ‘Doe nou eens niet altijd zo ongezellig!’ / ‘Leg dat ding nou eindelijk een keer weg!’ / ‘Het is hier geen hotel!’ 

    Maar iets als: ‘Ik mis je. Ik vind het mooi om te zien hoe je je eigen leven krijgt, maar soms voelt het alsof we langs elkaar heen leven, en dat vind ik rot. Ik wil eigenlijk gewoon graag een beetje tijd met jou! Zullen we af en toe samen koken / de hond uitlaten / een film kijken / een spelletje doen, gewoon met z’n tweeën?’

De veranderende rol
Een puber opvoeden is een kwestie van loslaten met beleid. Steeds een beetje ruimte geven, en dan kijken of je kind er mee om kan gaan. Wie zich verantwoordelijk gedraagt, krijgt steeds meer vrijheid. Wie dat nog niet kan, komt grenzen tegen. Dat zal af en toe botsen, en dat hoort erbij. Ik zie regelmatig de volgende twee (versimpelde) houdingen:
  • Ons kind kan nog niet omgaan met vrijheid, dus wij bepalen hoe alles gaat. We laten niks los.
  • Ons kind wordt steeds boos en dat vinden we niet leuk. Hij zoekt het dan maar zelf uit/we geven dan maar toe. We laten alles los.
Als ouder van een puber hoef je niet te schrikken van een boos kind. Je gaat in gesprek en afhankelijk van hoe dat gaat pas je iets aan in je afspraken, of niet. De invulling van de opvoeding verandert, niet de intensiteit. Je bent niet meer de chauffeur, maar de rijinstructeur. Je begeleidt je kind al pratend door het verkeer, wijst op naderend gevaar, maar laat ze zelf sturen. Als je denkt dat je kind uit de bocht gaat vliegen, trap je op de rem. Zo’n ingreep is niet leuk, en je kind zal balen dat het weer langer duurt voor hij zelf de weg op kan, maar het is nou eenmaal je taak de lessen pas te stoppen als je kind het rijden beheerst. Na een slechte les is er geen één rijinstructeur die zegt ‘Ga maar achterin zitten, ik rij wel weer’ en hopelijk ook geen die uitstapt en zegt ‘Veel succes, dit wordt mij te gevaarlijk’. Soms jeuken mijn handen om het stuur over te nemen en klamp ik me vast aan het handvat van mijn autodeur. Maar mijn kandidaten rijden echt zelf naar de proefwerkweek. Soms wil ik uitstappen en de joviale figuur zijn die roept: ‘Yo, veel plezier! Hou ’t recht, haha!’ maar neem ik toch mijn rol en verbied de routes waar je achttien voor moet zijn.

Ik vind het een prachtig proces om mee te maken, en soms heel vermoeiend. Deze rijinstructeur stapte na een dolle rit afgelopen week ook klam van het zweet uit. Maar we staan nog. Morgen verder.

Dit delen:

door Imke De Graaf 17 mrt., 2024
Ik heb het afgelopen jaar minstens vijf jongeren onder de 21 gesproken die met afgrijzen hun verjaardag dichterbij zagen komen. Twee daarvan waren mijn eigen kinderen. Niet vanwege twijfels over het soort feestje, de gastenlijst, playlist of outfit, maar vanwege de te snel naderende Toekomst. ‘Straks ben ik 18! 18! En ik weet nog niet eens wat ik wil gaan doen!’ ‘Ik word 20! Ik krijg het er gewoon benauwd van, ik wil het echt niet!’ De toekomst hangt samen met Grote Keuzes (studie, baan, partner, woonplaats) en Moeilijke Dingen (studieschuld, woningnood, technologische innovaties die de arbeidsmarkt sneller veranderen dan we kunnen bijbenen). Het maakt niet uit hoe vaak mijn collega’s en ik zeggen dat de meeste loopbanen geen rechte lijnen zijn en dat een studiekeuze EEN keuze is, niet DE keuze die de rest van je leven bepaalt. De behoefte aan houvast is zo groot dat leerlingen nog net niet smeken om een briefje met daarop hun naam en de studie, onderwijsinstelling en stad die het moeten worden. Eerder deze week sprak ik een mentorleerling die een meeloopdag had gedaan en niet genoeg had gevoeld. Hij had gehoopt op een golf van enthousiasme die zekerheid bracht. De golf was er niet geweest en nu twijfelde hij weer. ‘En ik heb ook nog geen Plan B!’ riep hij, paniek in zijn stem. De studietijd is allang geen periode meer waarin je op eigen benen leert staan, waar je weg van de veiligheid van thuis leert wie je bent en wat je kunt en langzaam een pad ziet opdoemen in de mist. Niet in de ogen van veel jongeren tenminste. Enerzijds wonen ze, vaak noodgedwongen, te lang onder papa en mama’s vleugels, anderzijds worden ze al in hun examenjaar aangemoedigd te netwerken via social media, hun competenties toe te voegen aan hun cv en onderscheidend vrijwilligerswerk te overwegen. Je traint de F-jes niet omdat je elke dag zin hebt in voetballen, maar om je maatschappelijke betrokkenheid en coachingsvaardigheden op LinkedIn te kunnen zetten. Je baan bij de supermarkt betaalt je biertjes, maar zegt ook iets over je klantvriendelijkheid of leiderschapskwaliteiten. Hopelijk is het allebei. Heb je er lol in en leer je er iets van. Wat mij stoort is de meritocratische manier van kijken die onze jongeren van ons leren: alsof de som van je vaardigheden, inzet en prestaties bepaalt of je ‘goed bezig’ bent, of zelfs hoe goed je bent. Het economische narratief dat onze blik bepaalt definieert ervaringen. Het ene schoolvak is belangrijker dan het andere, ‘want je kunt er later meer mee’. En dat geldt ook voor bijbaantjes, hobby’s en verenigingen waaraan je je tijd besteedt. Het idee dat je allerlei ervaringen opdoet om zoveel mogelijk te leren over jezelf en wat bij je past, en dat je schooltijd en studietijd daar de ideale periode voor zijn, is voor veel jongeren verworden tot iets anders. Niet het uitproberen en het zoeken is hun opdracht, maar het verzamelen van een lijst vaardigheden en prestaties. Harder, better, faster, stronger. Een onderzoeksrapportage met die titel beschreef vorig jaar de risicofactoren van prestatiedruk en stress onder jongeren. In het rapport wordt beschreven hoeveel jongeren zich overbelast voelen door de hoge eisen die ze aan zichzelf stellen of die de maatschappij in hun beleving aan hen stelt. Ze zijn constant in competitie met anderen en met zichzelf; na elke genomen horde wacht een volgende. In de levensfase die draait om identiteitsontwikkeling is onzekerheid over je route normaal is, maar de prestatiegerichtheid van de maatschappij lijkt geen ruime te bieden voor een route met omwegen, en dus neemt de stress toe. We kunnen de wereld niet langzamer laten draaien. In de coronatijd ervoeren veel mensen hoe heilzaam een trager tempo was, maar inmiddels zijn we weer terug op het pre-pandemieniveau, als de filedrukte een graadmeter is. We kunnen wel genoeg andere dingen doen die goed zijn voor onszelf en onze kinderen. Door anders te kijken, en andere woorden te gebruiken voor wat we zien gebeuren, veranderen we de betekenis van ervaringen. In plaats van te denken in passief of actief, waarbij in onze maatschappij de actiestand altijd wint, kunnen we denken in aandachtig zijn of opbrengstgericht zijn. Bewust worden of onbewust handelen. Voor onszelf helpt het als we ‘niks doen’ reframen als reflectie, want zonder reflectie geen ontwikkeling. Zo zitten we anders op de bank, naar buiten te kijken, lopen we anders een blokje om. Voor onze kinderen en leerlingen helpt het als we ons eigen pedagogisch handelen aanpassen aan die andere manier van kijken, waarbij de tijd om te zoeken als zinvol wordt beschouwd. De tegenstelling wachten of ingrijpen wordt dan vertrouwen of beheersen. Natuurlijk zijn er momenten waarop je moet ingrijpen; opvoeden is ook sturen en begrenzen. Soms is opvoeden niks doen en dan is de houding waarmee je dat doet essentieel. Ongeduldig wachten ‘tot ze eens aan de gang gaan’ of erop vertrouwen dat er een zinvol innerlijk proces gaande is. Ik geloof dat het alle verschil maakt voor jonge mensen als hun opvoeders uitstralen dat zoek-tijd, twijfel-tijd, niks-tijd, gewoon tijd, soms precies is wat je nodig hebt om een volgende stap te kunnen zetten. Niet elke vorm van groei is zichtbaar of meetbaar. Een goeie tuinman trekt niet aan de planten maar geeft water en mest en wacht geduldig. We zijn de balans kwijt. Er is alleen de actiestand. Zelfs het niksen wordt actief ingevuld; al is het maar scrollend. Stoppen met doen is hartstikke moeilijk. Het leidt meteen tot onrust, ‘want het levert niks op.’ Onze kinderen leren niet zomaar de onrust te omarmen en de onzekerheid te verdragen. Ze leren het van ons, van wat wij doen en hoe wij op ze reageren. Nu de positieve afsluiter: je kunt er heel makkelijk mee oefenen, want je hebt er niets voor nodig, anders dan het besef dat je anders wil gaan kijken naar niksen. Voor jezelf, je kinderen of je leerlingen. En dan ga je gewoon het bos in: ogen en oren open, lopen maar. Staat je school niet in het bos, en wil je hier toch mee aan de slag? Dan heb ik ook werkvormen voor je om in de klas te gebruiken, om te starten met stilstaan en te praten over hoe dat is. De werkvormen zijn gebaseerd op Acceptance and Commitment Training (ACT). Kijk op www.act2go.nl De woordparen die ik hier gebruikt hebt, hoorde ik in de podcast Onderwijs leiden met hart en ziel #28, waarin pedagoog Joop Berding wordt geïnterviewd n.a.v zijn boek Opvoeding en onderwijs tussen geduld en ongeduld . Ik kan de podcast van harte aanbevelen.
door Imke De Graaf 19 feb., 2024
Twee jaar geleden werkte ik als ACT-therapeut met een meisje dat was vastgelopen in 5 vwo. Een combinatie van prestatiedruk en een paar pittige levenshobbels hadden haar zo somber en angstig gemaakt dat ze nauwelijks meer naar school kon. De gedachte aan een examenjaar leidde alleen tot paniek. We gingen samen aan de slag. Ze leerde een beetje afstand nemen van de gedachten die haar maar niet met rusten lieten, over wat ze moest doen en wat er mis kon gaan. De hele dag voerde ze discussies met zichzelf in haar hoofd. De schaakbordmetafoor hielp haar: in je hoofd wordt de hele dag een potje schaak gespeeld. De zwarte stukken staan voor je sombere gedachten, de harde oordelen en het doemdenken. De witte stukken staan voor alles wat jij daar tegenin brengt, om jezelf ervan te overtuigen dat het wél kan, dat je toch je best doet. Je schaakt en je schaakt, verstrikt in de strijd. In plaats van te proberen te winnen met wit, kun je stoppen met schaken. Jij bent het schaakbord. Zie dat je je kunt terugtrekken in de positie van dat bord, dat er altijd is, hoe het spel ook verloopt. Vanuit die rustige observatorpositie kun je kijken naar het spel, zonder mee te doen. In Acceptance and Commitment Therapie heet dit defusie: je maakt je los van je gedachten. We oefenden met manieren om een paniekaanval op te vangen. Wat kun je doen als je de angst voelt komen? We maakten een mini-stappenplan, met ademhalingstechnieken en concrete oefeningen. Richting het einde van de therapie gingen we samen naar de bioscoop, zogenaamd, in de praktijkruimte. We zaten naast elkaar en keken naar een kale muur, voor een oefening die ‘De Film van Mijn Leven’ heet (van Gijs Jansen, uit How2ACT). De korte versie: ‘We hebben net de eerste helft van de film van je leven gezien. Het is nu pauze, we hebben er popcorn bijgehaald. We hebben scènes uit jouw leven gezien, scènes die iets laten zien over jou en over waarom je hier nu zit. Kun je iets noemen van wat we hebben gezien? Wat hebben we je zien doen? Als je zo naar die film kijkt, met jezelf in de hoofdrol, wat voel je dan? Welke gedachten komen er in je op? Snap je waarom de hoofdpersoon doet wat ze doet? Wat zou je tegen haar willen zeggen? De film gaat zo weer beginnen. Hoe hoop je dat de film verder gaat? Wat zou je de hoofdpersoon graag zien doen? Wat zou een mooie eindscène zijn? Een scène die maakt dat je met een goed gevoel de bioscoop uitloopt? Omdat je zeker weet dat de hoofdpersoon dan met vertrouwen de toekomst in kan? Waar is de hoofdpersoon dan en wat doet ze?’ Het antwoord op de laatste vragen luidde: ‘ik ga terug naar school en haal mijn diploma. En dan neem ik een tussenjaar waarin ik ga reizen. En als de aftiteling loopt, dan sta ik ergens op een tropisch eiland, op het strand!’ Deze oefening zorgt voor perspectiefverandering. Hij kan je met meer afstand en meer compassie laten kijken naar jezelf en je proces. Hij laat je nadenken over het gedrag dat hoort bij je waarden en dromen. Hij laat je zien wat mogelijk is. Vanmorgen kreeg ik deze foto van een mooie zonsopkomst ergens ver weg, met dit appje: daar ben ik dan!
MEER BLOGS »
Share by: