Eén portie pijn en pech, alstublieft!

Imke De Graaf • 14 juni 2018
Newsflash: het leven is niet maakbaar. Bij een normaal leven hoort af en toe een tegenvaller, een dip, of soms zelfs iets wat heel veel pijn doet. Ik spreek regelmatig jongeren die niet lekker in hun vel zitten. Soms beginnen ze te vertellen en kost het me moeite niet over de tafel te springen om ze een dikke knuffel te geven. Wat kinderen af en toe moeten meemaken is niet mis. Maar even vaak hoor ik het aan en denk ik: wat jij nu beschrijft, dat heet gewoon leven. Met ups en met downs, daar word je een compleet mens van. Waar hebben onze kinderen het idee vandaan dat er iets mis met je is als je even niet helemaal happy bent?

Van ons, denk ik. Als ze ‘maar’ gelukkig zijn, toch? Alsof dat niet zo veel gevraagd is, permanent gelukkige kinderen. We doen alles voor ze, helpen waar we kunnen, staan joelend aan de zijlijn van hun leven, en het enige wat we terugvragen is dat ze lekker meedoen met de rest en…gelukkig zijn. En van social media, waar we allemaal alleen maar laten zien hoe fantastisch ons leven is, en hoe knap en succesvol we zijn, de klok rond gezond etend, sportend, genietend van ons leven, verliefd op onszelf en onze naasten #lovemylife.

De boodschap is ‘het is er niet’ of ‘we pakken het aan, en dan is het er niet meer’.

Ik hoor keer op keer twee dingen: je mag je niet rot voelen en als het toch zo is mag je het niet laten merken. Je mag je niet rot voelen. Dat is blijkbaar wat we onze kinderen leren. Of nou ja, het mág wel, maar dan moeten we er wel meteen iets aan dóen. Wij als ouders (ik hoor daar bij) verdragen niet dat onze kinderen verdrietig, boos of bang zijn. We schrikken daar van. We willen het niet zien. Dus óf: ‘Stel je niet aan. Schouders eronder!’ of we trekken ten strijde: naar de hockeycoach voor een plek in een ander team, naar de juf voor een andere plaats in de klas of een ander advies, naar ouders van klasgenoten voor overleg over een verloren vriendschap. Of linea recta naar de huisarts voor een verwijzing naar een psycholoog. De boodschap is ‘het is er niet’ of ‘we pakken het aan, en dan is het er niet meer’. Ik pleit voor iets anders. Ik wil dat we onze kinderen leren dat verdriet, pijn en angst bij het leven horen. Dat het niet slecht met je gaat als je je een tijdje slecht voelt. Dat alle mensen, iedereen die ze elke dag thuis en op school zien, twijfel, onzekerheid en frustratie kennen. Het is supernormaal. Je kunt er best over praten, het lucht vaak op maar het lost niet alles op. En dat hoeft ook niet.

Begrijp me goed, ik ben zeker niet tegen hulp vragen of bieden. Ik ben blij als iemand door mijn steuntje in de rug lichter de deur uit gaat. Jongeren die zich verontschuldigen voor hun gevoel (en dat doen ze! ‘Ik weet wel dat andere mensen veel ergere dingen hebben..’) zeg ik altijd dat er geen weegschaal bestaat die pijn weegt en zegt of jouw verdriet groot genoeg is om te komen. Jij hebt er last van en je wil je anders voelen. Het vergt moed om dat te durven zeggen. Wel hoop ik voor de toekomst dat mensen, jonge mensen voorop, leren open te zijn over wat ze dwars zit en wat zwaar weegt. Op de eerste plaats tegen zichzelf. Dat ze begrip en herkenning vinden als ze erover praten. En vooral: dat degenen met wie ze hun gevoelens delen hun vertrouwen uitspreken, zodat ze ook zelf gaan geloven dat ze om kunnen gaan met wat op hun pad komt. Of het nou een echtscheiding, het verlies van een dierbare, een gebroken hart of ‘gewoon’ de puberteit is, de meeste mensen kunnen veel aan als hun pijn er mag zijn en ze de tijd krijgen om even te worstelen.

Met behulp van Acceptance and Commitment Training en mindfulness probeer ik in mijn praktijk en op de school waar ik werk zoveel mogelijk jongeren te leren dat je niet op de vlucht hoeft te slaan voor je eigen binnenwereld. In plaats daarvan kun je rustig op weg naar je toekomst, binnenwereld en al. Zoeken mag, en af en toe struikelen ook. Gewoon steeds een stap.

Tja, en thuis…probeer ik mijn zoekende kinderen dit ook te leren door te laten zien dat ik me soms ook liever onder een dekbed verstop en ontspannen te reageren als ze zich een tijdje zichtbaar rot voelen. Dat eerste lukt al heel goed.

Meer weten over ACT? Klik hier of neem contact op.

Dit delen:

door Imke De Graaf 13 december 2025
Jaren geleden werd ik heel ziek tijdens een droomvakantie naar Madagaskar. Als ik daaraan terugdenk zie ik de allerliefste piepjonge en beeldschone, in roze gestoken verpleegstertjes boven mijn bed zweven en voel ik de angst. Wat me het meest is bijgebleven van mijn terugreis naar Nederland is het gevoel van de gladde wegen in de taxi van het vliegveld naar huis. Het stond voor veiligheid, zekerheid, en het vertrouwen dat het weer goed zou komen. Thuis, Nederland, waar alles geregeld is. Ik had nooit eerder zo’n diep gevoel van dankbaarheid ervaren voor de staat van onze infrastructuur. Ik wil maar zeggen: soms gebeurt er iets waardoor je alles anders gaat bekijken en ineens heel blij bent met iets dat er altijd al was. Omdat een mens, of in ieder geval ik, dit soort waardevolle lessen snel vergeet, geeft het leven je meerdere kansen om te leren. Afgelopen zomer stond weer een droomvakantie gepland. Ik had een sabbatical genomen van begin schooljaar tot kerst en met de zomervakantie erbij konden mijn man en ik een half jaar reizen. Het afscheidsetentje met de kinderen was al achter de rug; de spullen stonden klaar in de gang. Laat ik het vervolg samenvatten door te zeggen dat het sabbatical werd omgezet in ziekteverlof en dat mijn man en ik wel een half jaar hebben gereisd, maar dan metaforisch gezien, door de medische wereld. Gisteren zat ik bij de bedrijfsarts, om te bespreken of ik weer klaar was om les te geven. Ik vertelde dat ik even de klas in gegaan was om mijn mentorleerlingen te zeggen dat ik terugkwam, en dat ik meteen daarna de wc was ingedoken omdat ik moest huilen. Hij vroeg waarom en ik kwam niet veel verder dan ‘omdat ik dacht…ik ben er weer. Ze zaten ook allemaal zo lief te kijken.’ En toen wist ik het zelf ook weer. Ik ben nog niet de oude en zie op tegen de werkdruk, de stress rondom allerlei organisatorische veranderingen en de onvoorspelbaarheid van een klas. Ik ben bang dat ik focus mis en te emotioneel reageer als het tegenzit. Maar die school, dat is mijn plek. Werken met zo’n club vijftienjarigen, al die individuen die me nieuwsgierig maken en blijven uitdagen, vind ik het allermooist. En als ik dan hoor ‘Hééé mevrouw! Bent u er weer! We hebben u gemist!’ dan voelt dat net als toen met die gladde weg. Kom maar op, 2026.
door Imke De Graaf 23 september 2024
Op een familieweekend zag ik mijn dochters (20 en 22) ineens een heel andere versie van ‘Wie is het?’ spelen. Ze stelden elkaar vragen die niets met uiterlijk te maken hadden zoals ‘Eet deze persoon vaak een emmer kip van KFC?’ of ‘Heeft de jouwe een huis vol planten?’. Het gemak waarmee ze na elke ‘ja’ of ‘nee’ personen begonnen weg te klappen was hilarisch en tot mijn verbazing lukte het een paar keer de juiste persoon te kiezen. Zo niet, dan zaten ze er heel dichtbij en volgden uitroepen als ‘Natuurlijk zit zij niet bij een leesclub! Kijk dat haar!’ We stoppen mensen in hokjes, dichten ze eigenschappen, hobby’s, voorkeuren of overtuigingen toe op basis van hun uiterlijk. Dat is evolutionair zo bepaald. Het is heel nuttig, dat we dit kunnen. Zo zien we snel wie ‘onze mensen’ zijn en wie niet. Een juiste inschatting of iemand tot de veilige groep behoorde was in de prehistorie van levensbelang. Snel kunnen oordelen hielp ons overleven. Nu de groep, zeker na de komst van het internet, onoverzichtelijk groot geworden is, helpt het indelen van mensen ons de complexiteit van de wereld te beheersen. Het geeft een gevoel van orde en het vergemakkelijkt samenwerking en het opbouwen van relaties binnen onze eigen groep. We stoppen mensen in hokjes en dat geeft niks, zolang we ons ervan bewust zijn dat we dat doen. Dan kunnen we geregeld stilstaan bij onze aannames om meer te leren over de bril waarmee we kijken, om hem vervolgens af te zetten. Actief streven naar nuance, met nieuwsgierigheid als grondhouding. Het baart mij grote zorgen dat het identiteitsdenken in deze tijden van polarisatie onder jongeren aan kracht lijkt te winnen. De focus op gedeelde ervaringen of kenmerken binnen een groep, zoals ras, gender, religie of seksualiteit, kan belangrijk zijn voor een gemeenschappelijke strijd en er is veel om voor te strijden. Er is systemisch onrecht, elke dag sterven onschuldige mensen, het lijden is groot. Ik hou van betrokken jonge mensen die zich zorgen maken over het lijden van anderen en de toekomst van onze planeet en die willen vechten voor een betere wereld. Maar de manier waarop, met deze focus op één kenmerkend aspect, leidt er toe dat mensen gereduceerd worden tot die ene identiteit. Palestijn, Jood, boer, klimaatactivist, et cetera. De ‘wij’ of de ‘zij’. Verschillen worden uitvergroot en stereotyperingen en vooroordelen versterkt. Precies wat we niet nodig hebben. Op school ervaar ik dat, alle goede bedoelingen ten spijt, het prioriteren van diversiteit en inclusiviteit op de manier waarop dat de laatste jaren gebeurt niet bijdraagt aan meer begrip voor elkaar. De strijd voor maatschappelijke verandering en emancipatie van minderheden wordt te vaak ideologisch gevoerd. Ik zie leerlingen die bang zijn hun mening te geven, omdat het een 'verboden' mening kan zijn. Laatst twijfelde een leerling midden in zijn zin, toen hij het had over een 'bl...b...coloured man'. Bij een les over gendergelijkheid was de irritatie in de groep voelbaar. Niemand bleek aan gelijke kansen en keuzes voor man en vrouw te denken. Gender stond alleen voor genderidentiteit. Ik heb collega's die klachten krijgen over grapjes, via ouders en directie. Leerlingen groeien niet op in een vacuüm. En onze kinderen groeien nu op in een klimaat dat niet bevorderlijk is voor kritisch denken, voor een open houding en een uitgesteld oordeel. Walt Whitman zei het al in zijn Song of Myself in 1855, ver voor het spel 'Wie is het?' bestond: ‘I am not contained between my hat and my boots’ since ‘[in] all people I see myself’. We kunnen allemaal iets van onszelf in de ander, elke ander, herkennen. We hebben meer gemeen dan we van elkaar verschillen. En niemand van ons is te reduceren tot één aspect van zijn wezen. Als je mij vrouw noemt, of wit, of Nederlands, of docent, weet je niet wie ik ben. Al deze kenmerken zijn belangrijk voor wie ik geworden ben en hebben elke dag invloed op de bril waarmee ik mezelf en de wereld zie, maar ze vertellen niet mijn hele verhaal. Ik hou van quinoasalade en carnaval, van filosofie en B&B Vol Liefde, van achtbanen en de hei. De bekendste regel uit het gedicht van Whitman luidt ‘Do I contradict myself? Very well then I contradict myself, (I am large, I contain multitudes)’. Dat geldt voor iedereen en dat is prachtig. Het maakt nieuwsgierig. Hoop ik.
MEER BLOGS »