In de bubbel: meer contact
Imke De Graaf • 1 september 2018
Mijn vader overleed vorige week, toch nog vrij plotseling. Hij had de ziekte van Alzheimer, in een vergevorderd stadium, en ging hard achteruit. We hadden z’n spullen al verdeeld en een stapeltje foto’s apart gehouden voor zijn afscheid. Maar dat het zo snel zou gaan, binnen één etmaal van ‘hij voelt een beetje warm’ naar zijn laatste adem, dat was onverwacht. Verbouwereerd stonden we buiten op de uitvaartbegeleider te wachten. Zo begon een verdrietige en bijzondere week die werd afgesloten met zijn uitvaart.
‘Ik weet niet wat ik met mezelf aan moet. Ik wil terug in de bubbel!’ appte mijn zus de ochtend na de crematie. Ik snapte precies wat ze bedoelde. Voor mij was dit de vierde keer dat ik van begin tot eind bij het regelen van een uitvaart betrokken was, oftewel: de vierde keer dat er iemand overleed van wie ik veel hield. En elke keer, nu weer, werd ik getroffen door datgene wat mijn zus ‘de bubbel’ noemt. Het is net of er in zo’n week andere omgangsvormen gelden, of alle buitenkant wegvalt. Alle emoties zijn zichtbaar, en dat mag gewoon. De normale ruis van het leven van alledag, met al die verplichtingen, het eindeloze moeten, is er even niet. Geen werkmail, geen heel belangrijke klanten die gebeld moeten worden, geen notulen die geschreven of gelezen moeten worden, alles op pauze. Eén focus, één gezamenlijk doel, samen iets moois maken voor een ander. En ik kan me moeilijk voorstellen dat het toeval is, wat ik vier keer zag gebeuren. Dat iedereen als vanzelf ging doen waar hij goed in was: de een regelen, de ander schrijven, iemand ‘deed’ de bloemen, een ander had ineens voor iedereen brood gesmeerd. Het was ineens zo makkelijk om elkaar een compliment te geven, te troosten, vast te houden. Zo vanzelfsprekend samen.
Het deed me denken aan mijn kraamtijd. Aan de keren dat ik met collega’s en leerlingen een week naar het buitenland ging. Aan die keer dat ik in Afrika in het ziekenhuis belandde met malaria. Ik ben verschrikkelijk hardleers, blijkbaar. Want ik heb mijn conclusies al eerder getrokken: bij heftige emoties zoeken mensen elkaar op. Grote gevoelens wil je delen. En wie zich verbonden voelt, wordt een betere versie van zichzelf. Eerlijker, dapperder, guller. Het is makkelijker jezelf te laten zien, uit te spreken wat er in je leeft, als je voelt dat het kan. En wie meer zichzelf is, komt beter tot zijn recht. Bovendien is geven geen opgave, als je voelt dat je samen bent. Dan gaat lief zijn voor elkaar vanzelf.
Het is natuurlijk heel raar om te zeggen dat ik genoten hebt van de week waarin ik afscheid moest nemen van mijn vader. En toch is het zo. Er is ook verdriet. Natuurlijk. Maar ik heb weer even gezien dat er achter elk gezicht een mens zit met dezelfde gevoelens als ik, en dat we allemaal snakken naar hetzelfde. Minder buitenkant, meer contact. Laatst las ik het mooi verwoord door psychiater Dirk De Wachter: ‘We hebben reëel contact nodig en de behoefte om elkaar in de ogen te kijken.[…] De sleutel voor de moderne mens ligt in het samen dragen van de lastigheden van het leven’. Zo heb ik het ervaren. Ik heb ook gemerkt dat ik best ‘nu even niet’ kan zeggen om mijn energie te steken in wat voor mij het meest belangrijk is. Dat ik me juist sterker voel na deze week van kwetsbaarheid. Ik neem me dus voor (inderdaad, alweer) om me ook buiten de bubbel zoveel mogelijk te gaan gedragen als erin. Eens kijken wat er gebeurt.
Dit delen:

Jaren geleden werd ik heel ziek tijdens een droomvakantie naar Madagaskar. Als ik daaraan terugdenk zie ik de allerliefste piepjonge en beeldschone, in roze gestoken verpleegstertjes boven mijn bed zweven en voel ik de angst. Wat me het meest is bijgebleven van mijn terugreis naar Nederland is het gevoel van de gladde wegen in de taxi van het vliegveld naar huis. Het stond voor veiligheid, zekerheid, en het vertrouwen dat het weer goed zou komen. Thuis, Nederland, waar alles geregeld is. Ik had nooit eerder zo’n diep gevoel van dankbaarheid ervaren voor de staat van onze infrastructuur. Ik wil maar zeggen: soms gebeurt er iets waardoor je alles anders gaat bekijken en ineens heel blij bent met iets dat er altijd al was. Omdat een mens, of in ieder geval ik, dit soort waardevolle lessen snel vergeet, geeft het leven je meerdere kansen om te leren. Afgelopen zomer stond weer een droomvakantie gepland. Ik had een sabbatical genomen van begin schooljaar tot kerst en met de zomervakantie erbij konden mijn man en ik een half jaar reizen. Het afscheidsetentje met de kinderen was al achter de rug; de spullen stonden klaar in de gang. Laat ik het vervolg samenvatten door te zeggen dat het sabbatical werd omgezet in ziekteverlof en dat mijn man en ik wel een half jaar hebben gereisd, maar dan metaforisch gezien, door de medische wereld. Gisteren zat ik bij de bedrijfsarts, om te bespreken of ik weer klaar was om les te geven. Ik vertelde dat ik even de klas in gegaan was om mijn mentorleerlingen te zeggen dat ik terugkwam, en dat ik meteen daarna de wc was ingedoken omdat ik moest huilen. Hij vroeg waarom en ik kwam niet veel verder dan ‘omdat ik dacht…ik ben er weer. Ze zaten ook allemaal zo lief te kijken.’ En toen wist ik het zelf ook weer. Ik ben nog niet de oude en zie op tegen de werkdruk, de stress rondom allerlei organisatorische veranderingen en de onvoorspelbaarheid van een klas. Ik ben bang dat ik focus mis en te emotioneel reageer als het tegenzit. Maar die school, dat is mijn plek. Werken met zo’n club vijftienjarigen, al die individuen die me nieuwsgierig maken en blijven uitdagen, vind ik het allermooist. En als ik dan hoor ‘Hééé mevrouw! Bent u er weer! We hebben u gemist!’ dan voelt dat net als toen met die gladde weg. Kom maar op, 2026.

Op een familieweekend zag ik mijn dochters (20 en 22) ineens een heel andere versie van ‘Wie is het?’ spelen. Ze stelden elkaar vragen die niets met uiterlijk te maken hadden zoals ‘Eet deze persoon vaak een emmer kip van KFC?’ of ‘Heeft de jouwe een huis vol planten?’. Het gemak waarmee ze na elke ‘ja’ of ‘nee’ personen begonnen weg te klappen was hilarisch en tot mijn verbazing lukte het een paar keer de juiste persoon te kiezen. Zo niet, dan zaten ze er heel dichtbij en volgden uitroepen als ‘Natuurlijk zit zij niet bij een leesclub! Kijk dat haar!’ We stoppen mensen in hokjes, dichten ze eigenschappen, hobby’s, voorkeuren of overtuigingen toe op basis van hun uiterlijk. Dat is evolutionair zo bepaald. Het is heel nuttig, dat we dit kunnen. Zo zien we snel wie ‘onze mensen’ zijn en wie niet. Een juiste inschatting of iemand tot de veilige groep behoorde was in de prehistorie van levensbelang. Snel kunnen oordelen hielp ons overleven. Nu de groep, zeker na de komst van het internet, onoverzichtelijk groot geworden is, helpt het indelen van mensen ons de complexiteit van de wereld te beheersen. Het geeft een gevoel van orde en het vergemakkelijkt samenwerking en het opbouwen van relaties binnen onze eigen groep. We stoppen mensen in hokjes en dat geeft niks, zolang we ons ervan bewust zijn dat we dat doen. Dan kunnen we geregeld stilstaan bij onze aannames om meer te leren over de bril waarmee we kijken, om hem vervolgens af te zetten. Actief streven naar nuance, met nieuwsgierigheid als grondhouding. Het baart mij grote zorgen dat het identiteitsdenken in deze tijden van polarisatie onder jongeren aan kracht lijkt te winnen. De focus op gedeelde ervaringen of kenmerken binnen een groep, zoals ras, gender, religie of seksualiteit, kan belangrijk zijn voor een gemeenschappelijke strijd en er is veel om voor te strijden. Er is systemisch onrecht, elke dag sterven onschuldige mensen, het lijden is groot. Ik hou van betrokken jonge mensen die zich zorgen maken over het lijden van anderen en de toekomst van onze planeet en die willen vechten voor een betere wereld. Maar de manier waarop, met deze focus op één kenmerkend aspect, leidt er toe dat mensen gereduceerd worden tot die ene identiteit. Palestijn, Jood, boer, klimaatactivist, et cetera. De ‘wij’ of de ‘zij’. Verschillen worden uitvergroot en stereotyperingen en vooroordelen versterkt. Precies wat we niet nodig hebben. Op school ervaar ik dat, alle goede bedoelingen ten spijt, het prioriteren van diversiteit en inclusiviteit op de manier waarop dat de laatste jaren gebeurt niet bijdraagt aan meer begrip voor elkaar. De strijd voor maatschappelijke verandering en emancipatie van minderheden wordt te vaak ideologisch gevoerd. Ik zie leerlingen die bang zijn hun mening te geven, omdat het een 'verboden' mening kan zijn. Laatst twijfelde een leerling midden in zijn zin, toen hij het had over een 'bl...b...coloured man'. Bij een les over gendergelijkheid was de irritatie in de groep voelbaar. Niemand bleek aan gelijke kansen en keuzes voor man en vrouw te denken. Gender stond alleen voor genderidentiteit. Ik heb collega's die klachten krijgen over grapjes, via ouders en directie. Leerlingen groeien niet op in een vacuüm. En onze kinderen groeien nu op in een klimaat dat niet bevorderlijk is voor kritisch denken, voor een open houding en een uitgesteld oordeel. Walt Whitman zei het al in zijn Song of Myself in 1855, ver voor het spel 'Wie is het?' bestond: ‘I am not contained between my hat and my boots’ since ‘[in] all people I see myself’. We kunnen allemaal iets van onszelf in de ander, elke ander, herkennen. We hebben meer gemeen dan we van elkaar verschillen. En niemand van ons is te reduceren tot één aspect van zijn wezen. Als je mij vrouw noemt, of wit, of Nederlands, of docent, weet je niet wie ik ben. Al deze kenmerken zijn belangrijk voor wie ik geworden ben en hebben elke dag invloed op de bril waarmee ik mezelf en de wereld zie, maar ze vertellen niet mijn hele verhaal. Ik hou van quinoasalade en carnaval, van filosofie en B&B Vol Liefde, van achtbanen en de hei. De bekendste regel uit het gedicht van Whitman luidt ‘Do I contradict myself? Very well then I contradict myself, (I am large, I contain multitudes)’. Dat geldt voor iedereen en dat is prachtig. Het maakt nieuwsgierig. Hoop ik.