Fast forward
Imke De Graaf • 8 januari 2018
Eigenlijk lijkt die hele puberteit nog het meest op een zwangerschap. Genieten van zwanger zijn als je zwanger bent is helemaal niet zo makkelijk. Bij mij is de laatste keer 14 jaar geleden, maar ik weet het nog heel goed. Ze waren er wel hoor, de momenten dat ik ‘volgens het boekje’ ( lees: volgens de bladen voor jonge moeders) op de bank zat, gelukzalig mijn buik aaiend met een kopje thee. Maar vaker werd mijn serene glimlach rap van mijn gezicht geslagen door iets dringends of iets pijnlijks. Een krijsende baby, een peuter met eigen wil, rugpijn, hoofdpijn. Daarnaast had ik regelmatig een milde angstaanval (‘Zal alles wel goed zijn?!) en een schuldgevoel (‘Ik beleef deze zwangerschap helemaal niet bewust!’) en zat ik permanent in een mist van vermoeidheid. Drie kinderen in drie-en-een-half jaar, dan krijg je dat.
Als ik nu een dikke buik zie, wordt de melancholicus in mij wakker. Terugkijken, vanaf mijn veilige positie als ervaren moeder met drie gezonde, grote kinderen en een goede nachtrust. Wat was het mooi! Wat ging het snel! Toen ik er middenin zat wist ik soms niet Hoe Het In Godsnaam Moest, maar nu word ik week als ik er bij stilsta. Het wonder van het leven, echt wel.
DUS! Die truc pas ik ook toe als mijn huidige leven me even teveel wordt. Eerst gaat het zo:
Ik kom mijn huis binnen.
- Had ze haar jas nou niet even kunnen ophangen?
- Waarom hebben we eigenlijk een schoenenrekje?!
- Liggen die boeken nou nog op de trap!
- Liggen die boeken nou nog hier op de grond!
- Lig jij nou nog op die bank? Je had het toch zo druk?!
- Hé, dat formulier moest vandaag toch ingeleverd zijn!
- Wat? Of ik kan helpen met aardrijkskunde? Ja… zo…
- Waarom hebben jullie het aanrecht nou zo achtergelaten?
- Hoezo is al het drinken op? Hoeveel drinken jullie dan?
- Nee, ik heb de witte was nog niet gedaan? Sorry!
- Oh... moet jij al om 5 uur eten. Dat wist ik niet!
Nou ja, en dan probeer ik dus al die dingen tegelijk te regelen en ondertussen door te ademen. En mijn kinderen voor de tigste keer ferm maar rustig te herinneren aan gemaakte afspraken.
En dan doe ik de truc. Ik ga fast forward naar over tien jaar, als ze alle drie het huis uit zijn. Als mijn huis opgeruimd is en er bloemen op een verder lege tafel staan, zonder stapels ‘allerlei’. Als ik af en toe kijk of ik een appje terug heb over hoe hun dag was. Als ik misschien wel op de klok kijk of ik al kan skypen met de andere kant van de wereld. Als ik de was makkelijk kan bijhouden en kan eten wat ik wil, wanneer ik wil. En het lijkt me zo fijn om niet óveral over opladers te struikelen, maar toch voel ik dan vooral hoeveel ik ga missen. En dan ben ik zo dankbaar voor mijn volle leven en mijn, in alle opzichten, heel volle huis.
Dit delen:

Jaren geleden werd ik heel ziek tijdens een droomvakantie naar Madagaskar. Als ik daaraan terugdenk zie ik de allerliefste piepjonge en beeldschone, in roze gestoken verpleegstertjes boven mijn bed zweven en voel ik de angst. Wat me het meest is bijgebleven van mijn terugreis naar Nederland is het gevoel van de gladde wegen in de taxi van het vliegveld naar huis. Het stond voor veiligheid, zekerheid, en het vertrouwen dat het weer goed zou komen. Thuis, Nederland, waar alles geregeld is. Ik had nooit eerder zo’n diep gevoel van dankbaarheid ervaren voor de staat van onze infrastructuur. Ik wil maar zeggen: soms gebeurt er iets waardoor je alles anders gaat bekijken en ineens heel blij bent met iets dat er altijd al was. Omdat een mens, of in ieder geval ik, dit soort waardevolle lessen snel vergeet, geeft het leven je meerdere kansen om te leren. Afgelopen zomer stond weer een droomvakantie gepland. Ik had een sabbatical genomen van begin schooljaar tot kerst en met de zomervakantie erbij konden mijn man en ik een half jaar reizen. Het afscheidsetentje met de kinderen was al achter de rug; de spullen stonden klaar in de gang. Laat ik het vervolg samenvatten door te zeggen dat het sabbatical werd omgezet in ziekteverlof en dat mijn man en ik wel een half jaar hebben gereisd, maar dan metaforisch gezien, door de medische wereld. Gisteren zat ik bij de bedrijfsarts, om te bespreken of ik weer klaar was om les te geven. Ik vertelde dat ik even de klas in gegaan was om mijn mentorleerlingen te zeggen dat ik terugkwam, en dat ik meteen daarna de wc was ingedoken omdat ik moest huilen. Hij vroeg waarom en ik kwam niet veel verder dan ‘omdat ik dacht…ik ben er weer. Ze zaten ook allemaal zo lief te kijken.’ En toen wist ik het zelf ook weer. Ik ben nog niet de oude en zie op tegen de werkdruk, de stress rondom allerlei organisatorische veranderingen en de onvoorspelbaarheid van een klas. Ik ben bang dat ik focus mis en te emotioneel reageer als het tegenzit. Maar die school, dat is mijn plek. Werken met zo’n club vijftienjarigen, al die individuen die me nieuwsgierig maken en blijven uitdagen, vind ik het allermooist. En als ik dan hoor ‘Hééé mevrouw! Bent u er weer! We hebben u gemist!’ dan voelt dat net als toen met die gladde weg. Kom maar op, 2026.

Op een familieweekend zag ik mijn dochters (20 en 22) ineens een heel andere versie van ‘Wie is het?’ spelen. Ze stelden elkaar vragen die niets met uiterlijk te maken hadden zoals ‘Eet deze persoon vaak een emmer kip van KFC?’ of ‘Heeft de jouwe een huis vol planten?’. Het gemak waarmee ze na elke ‘ja’ of ‘nee’ personen begonnen weg te klappen was hilarisch en tot mijn verbazing lukte het een paar keer de juiste persoon te kiezen. Zo niet, dan zaten ze er heel dichtbij en volgden uitroepen als ‘Natuurlijk zit zij niet bij een leesclub! Kijk dat haar!’ We stoppen mensen in hokjes, dichten ze eigenschappen, hobby’s, voorkeuren of overtuigingen toe op basis van hun uiterlijk. Dat is evolutionair zo bepaald. Het is heel nuttig, dat we dit kunnen. Zo zien we snel wie ‘onze mensen’ zijn en wie niet. Een juiste inschatting of iemand tot de veilige groep behoorde was in de prehistorie van levensbelang. Snel kunnen oordelen hielp ons overleven. Nu de groep, zeker na de komst van het internet, onoverzichtelijk groot geworden is, helpt het indelen van mensen ons de complexiteit van de wereld te beheersen. Het geeft een gevoel van orde en het vergemakkelijkt samenwerking en het opbouwen van relaties binnen onze eigen groep. We stoppen mensen in hokjes en dat geeft niks, zolang we ons ervan bewust zijn dat we dat doen. Dan kunnen we geregeld stilstaan bij onze aannames om meer te leren over de bril waarmee we kijken, om hem vervolgens af te zetten. Actief streven naar nuance, met nieuwsgierigheid als grondhouding. Het baart mij grote zorgen dat het identiteitsdenken in deze tijden van polarisatie onder jongeren aan kracht lijkt te winnen. De focus op gedeelde ervaringen of kenmerken binnen een groep, zoals ras, gender, religie of seksualiteit, kan belangrijk zijn voor een gemeenschappelijke strijd en er is veel om voor te strijden. Er is systemisch onrecht, elke dag sterven onschuldige mensen, het lijden is groot. Ik hou van betrokken jonge mensen die zich zorgen maken over het lijden van anderen en de toekomst van onze planeet en die willen vechten voor een betere wereld. Maar de manier waarop, met deze focus op één kenmerkend aspect, leidt er toe dat mensen gereduceerd worden tot die ene identiteit. Palestijn, Jood, boer, klimaatactivist, et cetera. De ‘wij’ of de ‘zij’. Verschillen worden uitvergroot en stereotyperingen en vooroordelen versterkt. Precies wat we niet nodig hebben. Op school ervaar ik dat, alle goede bedoelingen ten spijt, het prioriteren van diversiteit en inclusiviteit op de manier waarop dat de laatste jaren gebeurt niet bijdraagt aan meer begrip voor elkaar. De strijd voor maatschappelijke verandering en emancipatie van minderheden wordt te vaak ideologisch gevoerd. Ik zie leerlingen die bang zijn hun mening te geven, omdat het een 'verboden' mening kan zijn. Laatst twijfelde een leerling midden in zijn zin, toen hij het had over een 'bl...b...coloured man'. Bij een les over gendergelijkheid was de irritatie in de groep voelbaar. Niemand bleek aan gelijke kansen en keuzes voor man en vrouw te denken. Gender stond alleen voor genderidentiteit. Ik heb collega's die klachten krijgen over grapjes, via ouders en directie. Leerlingen groeien niet op in een vacuüm. En onze kinderen groeien nu op in een klimaat dat niet bevorderlijk is voor kritisch denken, voor een open houding en een uitgesteld oordeel. Walt Whitman zei het al in zijn Song of Myself in 1855, ver voor het spel 'Wie is het?' bestond: ‘I am not contained between my hat and my boots’ since ‘[in] all people I see myself’. We kunnen allemaal iets van onszelf in de ander, elke ander, herkennen. We hebben meer gemeen dan we van elkaar verschillen. En niemand van ons is te reduceren tot één aspect van zijn wezen. Als je mij vrouw noemt, of wit, of Nederlands, of docent, weet je niet wie ik ben. Al deze kenmerken zijn belangrijk voor wie ik geworden ben en hebben elke dag invloed op de bril waarmee ik mezelf en de wereld zie, maar ze vertellen niet mijn hele verhaal. Ik hou van quinoasalade en carnaval, van filosofie en B&B Vol Liefde, van achtbanen en de hei. De bekendste regel uit het gedicht van Whitman luidt ‘Do I contradict myself? Very well then I contradict myself, (I am large, I contain multitudes)’. Dat geldt voor iedereen en dat is prachtig. Het maakt nieuwsgierig. Hoop ik.