Viva la revolucion
Imke De Graaf • 13 december 2017

Je zou het niet zeggen als je me zag, maar ik ben een rebel. Een revolutionair. Bij vlagen, althans. Want:
- Ik ging als tiener vrijwillig en met plezier met mijn ouders fietsen op zondag
- Ik ging als kersverse jonge moeder probleemloos een midweek naar Landal, en ook daar eten onder de plastic palmbomen
- Ik heb overwogen een caravan te kopen en dit besproken in mijn vriendenkring
- Ik ben verschillende keren zonder make-up en in een goedkope regenjas naar een hockeywedstrijd gaan kijken
- Ik ben met het gezin op vakantie geweest en we hadden allemaal dezelfde schoenen aan
Op de basisschool was ik er nog niet klaar voor. Ik wilde een paardenstaart, maar op de een of andere manier was van de ene op de andere dag op school komen met een nieuwe look onmogelijk voor mij. Dus maakte ik elke middag in de badkamer een staart en stond dan in de spiegel te kijken naar wie ik wilde zijn. En dan ging ik weer met los haar naar beneden.
Daarna ging het beter. Ik weet nog dat ik mijn eerste legging kocht. Mijn ‘alto’-vriendinnen in shock:
‘Wat heb jij nou aan?! Dat is toch niks voor jou?’
‘Nou, ik heb ‘m aan, dus blijkbaar wel, dan.’
In mijn studententijd had ik een flinke terugval. Als Gutmensch avant la lettre leed ik onder mijn principes en was me de hele dag pijnlijk bewust van wat ik onze planeet aandeed. Ik kon nergens iets kopen, want kinderarbeid, dierproeven, milieuverontreiniging, you name it. O wee als iemand me zag met een plastic tas. Bij de gedachte alleen al brak het zweet me uit. Het duurde een tijd voor ik FUCK IT! leerde voelen.
Sindsdien trek ik mij in toenemende mate minder aan van hoe het hoort in mijn omgeving. Voor mijn omgeving, denk: jaren 30-huis, volvo, vt-wonen mix van design en vintage meuk (‘Het tafeltje vond ze bij het grof vuil. De schemerlamp kreeg ze van haar oma’. Gruwel), filmhuis, verantwoord eten, goede boeken, kleinschalige camping. Begrijp me goed, ik hou van al die dingen. Maar als voorkeuren wet worden krijg ik jeuk. Waarom moet ik in de ene en mag ik niet in de andere auto gezien worden? Waarom voelt het alsof ik iets fout doen als ik iets koop wat overduidelijk in de mode is? Wie of wat verraad ik door in een all-inclusive oord in Turkije te gaan zitten?
De maatschappij vindt ook van alles. Ja, ik wil financieel onafhankelijk zijn. Ik wil mijn hoofd gebruiken en meedoen met de grote mensen, maar niet de hele week. Ik wil ook bij mijn kinderen zijn. So piss off Heleen Mees en neem meteen Marianne Zwagerman mee. Naast een carrière is een flitsend sociaal leven een must. Ik geniet van mijn huisje, boompje, beestje en ik wil niet hoeven bewijzen dat ik desondanks nog meedoe in de wereld door elke week een foto van mezelf op een dance event of in een sterrentent te posten. Van alle kanten komt de boodschap dat er geen leven is na jong en strak. Ik was niet van plan totaal te verslonzen, maar kom op. Mag een moderne vrouw alsjeblieft zelf weten of ze in vol ornaat naar haar uitdagende baan gaat, perfect haar, hoge hakken, de hele rataplan, of dat ze liever in een joggingbroek een ovenschotel klaarmaakt? Waarom moet het zus en mag het niet zo? Wat is er eigenlijk tegen én-én?
Ik weet wel: de enige die zo druk bezig is met wat ik allemaal doe, ben ik. Elke beperking die ik ervaar leg ik mezelf op. Blijkbaar heb ik zelf nog steeds het idee dat ik in mijn hokje moet blijven. Mijn hokje is heel complex. Het is het hokje van goede moeders-tevens interessante vrouwen-aantrekkelijk-maar niet oppervlakkig-met humor en persoonlijkheid-en nooit moe. Nou dan, ik wil een blije hokjeshopper worden. Een BH. In opstand komen tegen mijn eigen eisen. Soms mijn best doen, soms niks doen.
Meer nog wil ik voorkomen dat mijn kinderen hun eigen hokje creëren, met nodeloze grenzen en verplichtingen. Met mijn eigen ervaring in het achterhoofd heb ik mijn dochters op het hart gedrukt in de eerste week op de middelbare school elke dag iets anders te doen met hun haar. Los, staart, knot, en liefst ook een dag een hoedje op. Dan ligt de wereld voor je open! Dan kun je jezelf elke dag opnieuw uitvinden. Want dan ben je in de ogen van anderen iemand ‘die nergens bij hoort, maar gewoon zo is’. En met een beetje geluk kun je jezelf dan ook zo leren zien. Heerlijk.
Dit delen:

Jaren geleden werd ik heel ziek tijdens een droomvakantie naar Madagaskar. Als ik daaraan terugdenk zie ik de allerliefste piepjonge en beeldschone, in roze gestoken verpleegstertjes boven mijn bed zweven en voel ik de angst. Wat me het meest is bijgebleven van mijn terugreis naar Nederland is het gevoel van de gladde wegen in de taxi van het vliegveld naar huis. Het stond voor veiligheid, zekerheid, en het vertrouwen dat het weer goed zou komen. Thuis, Nederland, waar alles geregeld is. Ik had nooit eerder zo’n diep gevoel van dankbaarheid ervaren voor de staat van onze infrastructuur. Ik wil maar zeggen: soms gebeurt er iets waardoor je alles anders gaat bekijken en ineens heel blij bent met iets dat er altijd al was. Omdat een mens, of in ieder geval ik, dit soort waardevolle lessen snel vergeet, geeft het leven je meerdere kansen om te leren. Afgelopen zomer stond weer een droomvakantie gepland. Ik had een sabbatical genomen van begin schooljaar tot kerst en met de zomervakantie erbij konden mijn man en ik een half jaar reizen. Het afscheidsetentje met de kinderen was al achter de rug; de spullen stonden klaar in de gang. Laat ik het vervolg samenvatten door te zeggen dat het sabbatical werd omgezet in ziekteverlof en dat mijn man en ik wel een half jaar hebben gereisd, maar dan metaforisch gezien, door de medische wereld. Gisteren zat ik bij de bedrijfsarts, om te bespreken of ik weer klaar was om les te geven. Ik vertelde dat ik even de klas in gegaan was om mijn mentorleerlingen te zeggen dat ik terugkwam, en dat ik meteen daarna de wc was ingedoken omdat ik moest huilen. Hij vroeg waarom en ik kwam niet veel verder dan ‘omdat ik dacht…ik ben er weer. Ze zaten ook allemaal zo lief te kijken.’ En toen wist ik het zelf ook weer. Ik ben nog niet de oude en zie op tegen de werkdruk, de stress rondom allerlei organisatorische veranderingen en de onvoorspelbaarheid van een klas. Ik ben bang dat ik focus mis en te emotioneel reageer als het tegenzit. Maar die school, dat is mijn plek. Werken met zo’n club vijftienjarigen, al die individuen die me nieuwsgierig maken en blijven uitdagen, vind ik het allermooist. En als ik dan hoor ‘Hééé mevrouw! Bent u er weer! We hebben u gemist!’ dan voelt dat net als toen met die gladde weg. Kom maar op, 2026.

Op een familieweekend zag ik mijn dochters (20 en 22) ineens een heel andere versie van ‘Wie is het?’ spelen. Ze stelden elkaar vragen die niets met uiterlijk te maken hadden zoals ‘Eet deze persoon vaak een emmer kip van KFC?’ of ‘Heeft de jouwe een huis vol planten?’. Het gemak waarmee ze na elke ‘ja’ of ‘nee’ personen begonnen weg te klappen was hilarisch en tot mijn verbazing lukte het een paar keer de juiste persoon te kiezen. Zo niet, dan zaten ze er heel dichtbij en volgden uitroepen als ‘Natuurlijk zit zij niet bij een leesclub! Kijk dat haar!’ We stoppen mensen in hokjes, dichten ze eigenschappen, hobby’s, voorkeuren of overtuigingen toe op basis van hun uiterlijk. Dat is evolutionair zo bepaald. Het is heel nuttig, dat we dit kunnen. Zo zien we snel wie ‘onze mensen’ zijn en wie niet. Een juiste inschatting of iemand tot de veilige groep behoorde was in de prehistorie van levensbelang. Snel kunnen oordelen hielp ons overleven. Nu de groep, zeker na de komst van het internet, onoverzichtelijk groot geworden is, helpt het indelen van mensen ons de complexiteit van de wereld te beheersen. Het geeft een gevoel van orde en het vergemakkelijkt samenwerking en het opbouwen van relaties binnen onze eigen groep. We stoppen mensen in hokjes en dat geeft niks, zolang we ons ervan bewust zijn dat we dat doen. Dan kunnen we geregeld stilstaan bij onze aannames om meer te leren over de bril waarmee we kijken, om hem vervolgens af te zetten. Actief streven naar nuance, met nieuwsgierigheid als grondhouding. Het baart mij grote zorgen dat het identiteitsdenken in deze tijden van polarisatie onder jongeren aan kracht lijkt te winnen. De focus op gedeelde ervaringen of kenmerken binnen een groep, zoals ras, gender, religie of seksualiteit, kan belangrijk zijn voor een gemeenschappelijke strijd en er is veel om voor te strijden. Er is systemisch onrecht, elke dag sterven onschuldige mensen, het lijden is groot. Ik hou van betrokken jonge mensen die zich zorgen maken over het lijden van anderen en de toekomst van onze planeet en die willen vechten voor een betere wereld. Maar de manier waarop, met deze focus op één kenmerkend aspect, leidt er toe dat mensen gereduceerd worden tot die ene identiteit. Palestijn, Jood, boer, klimaatactivist, et cetera. De ‘wij’ of de ‘zij’. Verschillen worden uitvergroot en stereotyperingen en vooroordelen versterkt. Precies wat we niet nodig hebben. Op school ervaar ik dat, alle goede bedoelingen ten spijt, het prioriteren van diversiteit en inclusiviteit op de manier waarop dat de laatste jaren gebeurt niet bijdraagt aan meer begrip voor elkaar. De strijd voor maatschappelijke verandering en emancipatie van minderheden wordt te vaak ideologisch gevoerd. Ik zie leerlingen die bang zijn hun mening te geven, omdat het een 'verboden' mening kan zijn. Laatst twijfelde een leerling midden in zijn zin, toen hij het had over een 'bl...b...coloured man'. Bij een les over gendergelijkheid was de irritatie in de groep voelbaar. Niemand bleek aan gelijke kansen en keuzes voor man en vrouw te denken. Gender stond alleen voor genderidentiteit. Ik heb collega's die klachten krijgen over grapjes, via ouders en directie. Leerlingen groeien niet op in een vacuüm. En onze kinderen groeien nu op in een klimaat dat niet bevorderlijk is voor kritisch denken, voor een open houding en een uitgesteld oordeel. Walt Whitman zei het al in zijn Song of Myself in 1855, ver voor het spel 'Wie is het?' bestond: ‘I am not contained between my hat and my boots’ since ‘[in] all people I see myself’. We kunnen allemaal iets van onszelf in de ander, elke ander, herkennen. We hebben meer gemeen dan we van elkaar verschillen. En niemand van ons is te reduceren tot één aspect van zijn wezen. Als je mij vrouw noemt, of wit, of Nederlands, of docent, weet je niet wie ik ben. Al deze kenmerken zijn belangrijk voor wie ik geworden ben en hebben elke dag invloed op de bril waarmee ik mezelf en de wereld zie, maar ze vertellen niet mijn hele verhaal. Ik hou van quinoasalade en carnaval, van filosofie en B&B Vol Liefde, van achtbanen en de hei. De bekendste regel uit het gedicht van Whitman luidt ‘Do I contradict myself? Very well then I contradict myself, (I am large, I contain multitudes)’. Dat geldt voor iedereen en dat is prachtig. Het maakt nieuwsgierig. Hoop ik.