Welke dialoog is waarschijnlijker?
‘Oh, wat leuk, ben je zwanger? Weet je al wat ‘t wordt? Nou ja, als ‘t maar gezond is, toch?’
‘Nou, eh…gezond, ja, en een gymnasiast graag. Een gemotivéérde gymnasiast!’
of
‘Oh, wat leuk, ben je zwanger? Weet je al wat ‘t wordt? Nou ja, als ‘t maar gezond is, toch?’
‘Ja, precies. Wij zijn zo blij en zo benieuwd naar ons kind, hoe ‘t is, op wie hij of zij lijkt!’
Ik gok de tweede. Sterker nog, de vragensteller zou waarschijnlijk schande spreken van de eerste aanstaande moeder. Ik geloof ook niet dat er veel aanstaande moeders zelfs maar zo denken. Maar een paar jaar verder is alles anders. Het Grote Vergelijken begint al bij het kruipen en brabbelen, en tegen de tijd dat kinderen naar groep 1 gaan zijn ouders doordrongen van De Norm. Vanaf de eerste afspraak bij het consultatiebureau word je om de oren geslagen met grafieken en statistieken die meten hoe je kind het doet; of hij of zij groeit, eet, slaapt, praat, beweegt, leert en presteert zoals het hoort. Dat gaat door tot je kind van school is. En daarna gaat het ook door, maar in een andere vorm. Dan zijn er geen wegingen, metingen, CITO’s of NIO’s meer, maar nog steeds buren, vrienden, en kennissen die vragen hoe het met je kind gaat en daar iets van vinden. Afhankelijk van jouw sociale kring is op je 18e een baan vinden bij de plaatselijke bank fantastisch of suf, en de wereld rondreizen in je eentje een onmisbare levenservaring of volslagen idioot, want bloedlink. Dus ook zonder De Norm blijft altijd de norm van de groep bij wie je je thuis voelt, of bij wie je graag zou willen horen.
Dan is er nog Het Plaatje. Het beeld dat je hebt van je kind, en van jezelf als ouder. Dat beeld is gebaseerd op je eigen ervaringen en bepaalt je verwachtingen. Ook de hoogzwangere moeder die in alle eerlijkheid zegt ‘ik ben zo benieuwd wie mijn kind is’ heeft een beeld van haar kind, en van haar toekomstige relatie met haar kind. Bepaalde dingen van vroeger zal ze met haar eigen kinderen herhalen, en andere zal ze juist heel anders doen. Ze ziet zich al langs het hockeyveld staan. Zoals haar vader bij haar langs de lijn stond, zo zal zij het ook doen. Ze gaat zeker met haar kind knutselen en koekjes bakken, zoals de moeder van haar vriendinnetje vroeger deed. Om de moeder te kunnen zijn die ze wil zijn, moet het kind wel een beetje lijken op het kind in haar plaatje.
Ik was een leeskind. Ik speelde ook wel buiten, maar was toch het gelukkigst verstopt in een boek. De herinnering aan sommige boeken uit mijn jeugd is me even dierbaar als vakantieherinneringen uit die tijd. Dus je snapt dat ik niet kon wachten om mijn kinderen ook zo te zien genieten van mijn lievelingsverhalen. Zoonlief las alleen de atlas en mijn dochters waren heel fanatiek, tot ze het trucje beheersten. Toen was lezen ineens niet zo boeiend meer. Ik heb het niet zomaar opgegeven hoor. Voorgelezen tot ik een ons woog, eindeloos boeken aangeboden… Er werd wel wat gelezen, maar het is niet nodig geweest op hoge poten naar de bibliotheek te stappen om het maximumaantal boeken per week ter discussie te stellen. Helaas. Mijn Plaatje moest bijgesteld: mijn kinderen houden alle drie meer van wiskunde.
Mijn broer was wild van programmeren vanaf de introductie van de computer. Waar mijn ouders mijn liefde voor boeken begrepen en stimuleerden, was de aanschaf van een computer voor zijn hobby onbespreekbaar. Hij kon kiezen uit een teamsport of muziek. Mijn ouders hoopten tegen beter weten in, want hij was noch sportief noch muzikaal, dat hij op die manier een beetje zou opschuiven in de richting van Hun Plaatje. Waarschijnlijk heeft mijn vader even vaak ‘Ga anders even naar buiten, daar zijn ze aan het voetballen’ tegen hem gezegd als ik mijn kinderen een boek ‘dat hun leven zou veranderen’ heb aangeboden.
Ook heb ik een tijdje flink met mijn Plaatje (van een Goed, Gezellig Gezin) geruzied voor ik kon zien dat ik twee kinderen heb die het nodig hebben elke dag een paar uur alleen op hun kamer te zitten, ook als het huiswerk gedaan is. Ze zijn niet somber of zielig of asociaal, maar laden hun batterij op op hun eigen manier, die gewoon totaal niet op de mijne lijkt. Toen mijn buurjongen laatst 9 werd, kreeg hij van ons een boek (tja, dan maar een deur verder proberen…). Eén van zijn vriendjes zat binnen vijf minuten verdiept in het boek en vergat het feestje. Vond ik heel leuk, en herkenbaar. Zijn moeder keek minder vertederd. Bezorgd misschien, of geïrriteerd, omdat haar zoon niet met de andere kinderen speelde. We sturen onze kinderen niet alleen bewust of onbewust in de richting van ons plaatje omdat we het leuk vinden iets van onszelf te herkennen, maar vooral omdat we denken dat we onze kinderen daarmee helpen. Dat we weten wat goed is voor ze. Maar we kunnen helemaal niet weten wat voor ons kind de juiste hobby, de juiste vriendenkring, de juiste houding of baan is. We kunnen ons kind alleen leren dat hij de juiste persoon is om die dingen te kiezen.
Tussen De Norm en Het Plaatje ervaren kinderen soms heel weinig ruimte. Krijgen ze soms ook echt heel weinig ruimte. Er zijn zoveel normen om aan te voldoen, en zoveel plaatjes. Van ouders, docenten, klasgenoten en vrienden. Om over het internet nog maar niet te spreken. Je zou er gek van worden. Je zou bijna geen kans meer zien te ontdekken wie je bent. Bij veel ouders die ik spreek voel ik de druk van hun Plaatjes. Ook als de kinderen wel De Norm halen, is het voor veel ouders te eng hun kinderen te laten zoeken, en soms te laten worstelen, om zichzelf te leren kennen. Uit betrokkenheid sturen ouders regelmatig te veel. Papa’s en mama’s: wat onze kinderen nodig hebben is ons vertrouwen. In hun. Wij moeten als ouders met al onze goede bedoelingen terug naar de nieuwsgierigheid van de zwangerschap: niets liever willen dan ontdekken wie onze kinderen zijn en meer dan bereid onvoorwaardelijk van ze te houden. Dan vullen ze de rest zelf wel in.
Vraag:
- Sta eens bewust stil bij Het Plaatje dat je hebt van je kind. Hoe zie je hem of haar het liefst? Wat vertel je het liefst aan vrienden over je kind? Wat maakt je trots? In hoeverre voldoet je kind aan jouw plaatje?
- Bedenk waar je het meest moeite mee hebt. Waar mopper je over? Welk onderwerp is steeds punt van zorg? Heeft dit te maken met De Norm of je Plaatje? Help je je kind door hier te sturen, of help je vooral jezelf?
- En de belangrijkste en moeilijkste vraag: durf je je kind het vertrouwen te geven dat hij zijn weg vindt, ook als die weg langer is dan verwacht of een andere kant op gaat dan je dacht?