Pocahontas en het muntje

Imke De Graaf • 6 februari 2017
Ze is 14. Een jonge Pocahontas met de ogen van een schuw hertje. Ze zit tegenover me ongelukkig te wezen omdat ze zo verlegen is. Alle dagen bang in de klas de beurt te krijgen, slapeloze nachten voor elk verjaardagsfeestje. Ik bedenk dat de meeste klasgenootjes waarschijnlijk denken dat voor een meisje met zo’n gezichtje de zon nooit ondergaat. Dat gras van die buurman toch!

Of ik haar van die verlegenheid af kan helpen. Dat vind ik nogal veel gevraagd, maar ik kan wel met haar kijken hoe ze de moeilijke momenten beter aankan. Maar eerst iets anders:

‘Stel, je staat midden op straat. En je ziet twee mensen heel hard rennen, een links en een rechts van je. Je kijkt nog eens goed en je ziet dat de ene persoon achterna gezeten wordt door een grote, gevaarlijk uitziende hond. De ander wordt niet achterna gezeten maar rent naar iemand toe die lachend met open armen staat te wachten. Ze rennen even hard en ze gaan dezelfde kant op. Wat is het verschil? Wie zou je liever zijn?’

Inkoppertje natuurlijk. Ze vindt het goed om eerst even samen de tijd te nemen om achterom te kijken, naar haar ‘hond’, naar die verlegenheid waar ze van af wil. Want ergens naar toe willen is niet hetzelfde als ergens voor weglopen.

Zo’n gesprek met een jongere is altijd zoeken naar de ingang. Soms is het makkelijk, soms blijft de deur dicht. Deze keer vlogen de deuren open. De verkorte versie:

Rot joh, zo verlegen. Je bent er de hele dag mee bezig, als ik dat zo hoor. Levert het nou ook wel eens iets op?
-?-
Nou ja, ik kan me voorstellen… kun jij goed luisteren?
-ja, op zich…-
Vertellen mensen wel eens persoonlijke dingen tegen jou, vriendinnen of zo?
-ja, best wel vaak, eigenlijk iedereen in ons groepje wel…Meestal komen ze naar mij als ze een probleem hebben.-
Hoe is dat voor jou?
-wel fijn, dat ze dat doen.-
Wat ’n vertrouwen krijg je dan zeg, van iedereen. Jeetje, mooi toch? Ik vraag me af, zouden ze nou sneller naar jou komen juist omdat je in gezelschap stiller bent en meer een luisteraar?
-ik denk eigenlijk van wel, ik denk wel dat mensen dat dan fijner vinden.-
Ja, dat snap ik wel. Ik zou ook liever iets wat ik moeilijk vind vertellen tegen iemand aan wie ik zie dat ‘ie ook wel eens onzeker is. Dat voelt toch wel veiliger of zo. (Ik gaf haar een muntje.)

‘De komende week hou je dit muntje in je zak. Dus even aan denken als je een andere broek aantrekt. Dit muntje staat voor deze eigenschap van jou: jouw ‘stille kracht’ noem ik het maar even. De ene kant is de mindere kant: je verlegenheid. De andere kant is de pluskant: je betrouwbaarheid, hoe je mensen helpt door te luisteren. Als je in de klas zit en je zit te stressen omdat je geen beurt wil voel je even aan je muntje en dan denk je: dit hoort bij mij. Nu baal ik er van, soms ben ik er blij mee. En andersom ook, als iemand je in vertrouwen neemt denk je: soms is het moeilijk, maar nu voelt het goed. Dat is alles voor komende week. Gewoon af en toe stilstaan bij dat muntje, en wat het betekent. Doe je het weg, dan komt er misschien iets anders voor terug, maar je raakt ook iets van waarde kwijt.’

Een week later gingen we verder kijken. De wens was niet veranderd, maar het uitgangspunt wel, een beetje. Een belangrijk beetje. Zo’n muntje kan in meer situaties helpen. Bij perfectionistische kinderen die alleen nog maar zien wat niet lukt. Bij kinderen met een pestverleden die elke dag voelen wat het ze gekost heeft, maar nooit bedacht hebben hoe het ze sterker, empathischer, of behulpzamer gemaakt heeft. Aan veel dingen waar iemand van af wil zit ook een mooie kant. En wie die kan zien, kijkt wat liever in de spiegel. Het is mijn mantra: wees mild voor jezelf.

Dit delen:

door Imke De Graaf 13 december 2025
Jaren geleden werd ik heel ziek tijdens een droomvakantie naar Madagaskar. Als ik daaraan terugdenk zie ik de allerliefste piepjonge en beeldschone, in roze gestoken verpleegstertjes boven mijn bed zweven en voel ik de angst. Wat me het meest is bijgebleven van mijn terugreis naar Nederland is het gevoel van de gladde wegen in de taxi van het vliegveld naar huis. Het stond voor veiligheid, zekerheid, en het vertrouwen dat het weer goed zou komen. Thuis, Nederland, waar alles geregeld is. Ik had nooit eerder zo’n diep gevoel van dankbaarheid ervaren voor de staat van onze infrastructuur. Ik wil maar zeggen: soms gebeurt er iets waardoor je alles anders gaat bekijken en ineens heel blij bent met iets dat er altijd al was. Omdat een mens, of in ieder geval ik, dit soort waardevolle lessen snel vergeet, geeft het leven je meerdere kansen om te leren. Afgelopen zomer stond weer een droomvakantie gepland. Ik had een sabbatical genomen van begin schooljaar tot kerst en met de zomervakantie erbij konden mijn man en ik een half jaar reizen. Het afscheidsetentje met de kinderen was al achter de rug; de spullen stonden klaar in de gang. Laat ik het vervolg samenvatten door te zeggen dat het sabbatical werd omgezet in ziekteverlof en dat mijn man en ik wel een half jaar hebben gereisd, maar dan metaforisch gezien, door de medische wereld. Gisteren zat ik bij de bedrijfsarts, om te bespreken of ik weer klaar was om les te geven. Ik vertelde dat ik even de klas in gegaan was om mijn mentorleerlingen te zeggen dat ik terugkwam, en dat ik meteen daarna de wc was ingedoken omdat ik moest huilen. Hij vroeg waarom en ik kwam niet veel verder dan ‘omdat ik dacht…ik ben er weer. Ze zaten ook allemaal zo lief te kijken.’ En toen wist ik het zelf ook weer. Ik ben nog niet de oude en zie op tegen de werkdruk, de stress rondom allerlei organisatorische veranderingen en de onvoorspelbaarheid van een klas. Ik ben bang dat ik focus mis en te emotioneel reageer als het tegenzit. Maar die school, dat is mijn plek. Werken met zo’n club vijftienjarigen, al die individuen die me nieuwsgierig maken en blijven uitdagen, vind ik het allermooist. En als ik dan hoor ‘Hééé mevrouw! Bent u er weer! We hebben u gemist!’ dan voelt dat net als toen met die gladde weg. Kom maar op, 2026.
door Imke De Graaf 23 september 2024
Op een familieweekend zag ik mijn dochters (20 en 22) ineens een heel andere versie van ‘Wie is het?’ spelen. Ze stelden elkaar vragen die niets met uiterlijk te maken hadden zoals ‘Eet deze persoon vaak een emmer kip van KFC?’ of ‘Heeft de jouwe een huis vol planten?’. Het gemak waarmee ze na elke ‘ja’ of ‘nee’ personen begonnen weg te klappen was hilarisch en tot mijn verbazing lukte het een paar keer de juiste persoon te kiezen. Zo niet, dan zaten ze er heel dichtbij en volgden uitroepen als ‘Natuurlijk zit zij niet bij een leesclub! Kijk dat haar!’ We stoppen mensen in hokjes, dichten ze eigenschappen, hobby’s, voorkeuren of overtuigingen toe op basis van hun uiterlijk. Dat is evolutionair zo bepaald. Het is heel nuttig, dat we dit kunnen. Zo zien we snel wie ‘onze mensen’ zijn en wie niet. Een juiste inschatting of iemand tot de veilige groep behoorde was in de prehistorie van levensbelang. Snel kunnen oordelen hielp ons overleven. Nu de groep, zeker na de komst van het internet, onoverzichtelijk groot geworden is, helpt het indelen van mensen ons de complexiteit van de wereld te beheersen. Het geeft een gevoel van orde en het vergemakkelijkt samenwerking en het opbouwen van relaties binnen onze eigen groep. We stoppen mensen in hokjes en dat geeft niks, zolang we ons ervan bewust zijn dat we dat doen. Dan kunnen we geregeld stilstaan bij onze aannames om meer te leren over de bril waarmee we kijken, om hem vervolgens af te zetten. Actief streven naar nuance, met nieuwsgierigheid als grondhouding. Het baart mij grote zorgen dat het identiteitsdenken in deze tijden van polarisatie onder jongeren aan kracht lijkt te winnen. De focus op gedeelde ervaringen of kenmerken binnen een groep, zoals ras, gender, religie of seksualiteit, kan belangrijk zijn voor een gemeenschappelijke strijd en er is veel om voor te strijden. Er is systemisch onrecht, elke dag sterven onschuldige mensen, het lijden is groot. Ik hou van betrokken jonge mensen die zich zorgen maken over het lijden van anderen en de toekomst van onze planeet en die willen vechten voor een betere wereld. Maar de manier waarop, met deze focus op één kenmerkend aspect, leidt er toe dat mensen gereduceerd worden tot die ene identiteit. Palestijn, Jood, boer, klimaatactivist, et cetera. De ‘wij’ of de ‘zij’. Verschillen worden uitvergroot en stereotyperingen en vooroordelen versterkt. Precies wat we niet nodig hebben. Op school ervaar ik dat, alle goede bedoelingen ten spijt, het prioriteren van diversiteit en inclusiviteit op de manier waarop dat de laatste jaren gebeurt niet bijdraagt aan meer begrip voor elkaar. De strijd voor maatschappelijke verandering en emancipatie van minderheden wordt te vaak ideologisch gevoerd. Ik zie leerlingen die bang zijn hun mening te geven, omdat het een 'verboden' mening kan zijn. Laatst twijfelde een leerling midden in zijn zin, toen hij het had over een 'bl...b...coloured man'. Bij een les over gendergelijkheid was de irritatie in de groep voelbaar. Niemand bleek aan gelijke kansen en keuzes voor man en vrouw te denken. Gender stond alleen voor genderidentiteit. Ik heb collega's die klachten krijgen over grapjes, via ouders en directie. Leerlingen groeien niet op in een vacuüm. En onze kinderen groeien nu op in een klimaat dat niet bevorderlijk is voor kritisch denken, voor een open houding en een uitgesteld oordeel. Walt Whitman zei het al in zijn Song of Myself in 1855, ver voor het spel 'Wie is het?' bestond: ‘I am not contained between my hat and my boots’ since ‘[in] all people I see myself’. We kunnen allemaal iets van onszelf in de ander, elke ander, herkennen. We hebben meer gemeen dan we van elkaar verschillen. En niemand van ons is te reduceren tot één aspect van zijn wezen. Als je mij vrouw noemt, of wit, of Nederlands, of docent, weet je niet wie ik ben. Al deze kenmerken zijn belangrijk voor wie ik geworden ben en hebben elke dag invloed op de bril waarmee ik mezelf en de wereld zie, maar ze vertellen niet mijn hele verhaal. Ik hou van quinoasalade en carnaval, van filosofie en B&B Vol Liefde, van achtbanen en de hei. De bekendste regel uit het gedicht van Whitman luidt ‘Do I contradict myself? Very well then I contradict myself, (I am large, I contain multitudes)’. Dat geldt voor iedereen en dat is prachtig. Het maakt nieuwsgierig. Hoop ik.
MEER BLOGS »