Blog Layout

Verbeter je wereld in 30 seconden

Imke De Graaf • apr. 03, 2017
Honderd jaar geleden, toen ik studeerde, nam ik vaak de trein. Als ik dan op het perron op mijn aansluiting zat te wachten, deed ik altijd het volgende: als er een trein aankwam stelde ik me voor dat daar iemand in zat die ik vreselijk gemist had, iemand die ik heel graag weer wilde zien. En de eerste persoon die uitstapte, was die persoon. Ik moest dan proberen die persoon te zien door de ogen van iemand die er heel veel van hield. Soms ging dat best, en vaak was het moeilijk.

Uit die tijd herinner ik me ook een uitzending van Oprah Winfrey waar ik lang lol om had met een vriendin. In de uitzending werd stellen met een uitgeblust huwelijk geadviseerd om elke dag 30 seconden te tongzoenen als ze elkaar na een werkdag weer zagen. De stellen vonden dat ongemakkelijk lang, en ik vond dat zo treurig dat ik me niet kon voorstellen dat ze voor zo’n huwelijk nog wilden vechten. Ik was 20 of zo.

Inmiddels ben ik lang en gelukkig getrouwd met een man die ik nog steeds heel leuk vind. Wij tongzoenen niet elke middag bij thuiskomst, en ik geloof niet dat dit ligt aan het feit dat we elkaar op ons werk ook regelmatig zien. Ik dacht aan Oprah toen mijn zus vertelde dat ze, geïnspireerd door een opmerking van Hugo Borst in zijn roman Ma, besloten had te gaan proberen iedereen die ze tegenkwam echt te zíen. Een vriendelijk woord voor de kassière, een begroeting mét oogcontact voor de buschauffeur, dat soort dingen. Ik ging met mijn zus meedoen, en ik begon thuis. Zowel man als aanwezige kinderen vonden mijn Oprah-actie midden op de dag heel vreemd. Ik denk niet dat ik de 30 seconden vol heb kunnen maken. De kinderen vluchtten geschokt, en mijn man voelde zich overrompeld. Maar op een goede manier.

Ook zonder het zoenen vond ik het verschil opvallend. Ik begroette mijn man met evenveel aandacht als ik zou hebben voor een goede vriend die na lange tijd weer langskwam. Dus niet “Jij ook iets?” met mijn gezicht naar het aanrecht maar “Wat kan ik voor je inschenken?”, één en al aandacht, ook non-verbaal. Niet met één oog op de laptop “Hé schat, goeie dag gehad? Ze hebben eindelijk gebeld van de bla bla bla…”(verhaal over saaie regeldingen), maar wachten op het antwoord en doorvragen. Ik dacht eigenlijk dat ik al veel aandacht gaf op die manier maar het viel me op dat het meteen anders was dan anders. Blijkbaar multitask ik normaal gesproken door dit soort momenten heen. En nou ligt het misschien voor de hand om te zeggen dat het juist zo fijn is van getrouwd zijn dat je niet zo je best hoeft te doen, dat gewoon doen ook oké is, maar ik vond het eigenlijk best stom om te merken dat mijn man mij raar aankeek toen ik middenin de dagelijkse sleur informeerde naar zijn dag én tijd nam voor zijn antwoord.

Bij de kinderen was het verschil veel kleiner. Die merkten niet dat ik iets anders deed, en misschien deed ik dat ook niet. Ik heb de liefste pubers van de wereld thuis, maar om een beetje voeling te houden met wat er in ze omgaat is een half woord en een pot thee op tafel niet genoeg. Ik moet mijn voelsprieten uitsteken en goed kijken, en ze slinks losweken van hun mobieltjes . Daar heb ik al mijn aandacht bij nodig. Het kan natuurlijk ook zijn dat ze zo opgaan in hun telefoon dat ze me überhaupt niet opmerken, aandachtig of niet. Daar heb ik Oprah in 1990 niet over gehoord.

Buitenshuis ging er een wereld voor me open. Vroeger schaamde ik me dood voor mijn vader die iedereen aansprak in de supermarkt (“Zo, dat wordt een gezellige avond!”, “Ik zie dat u ook een paar tieners te voeden heeft?”), maar nu was ik, de eerste dagen niet helemaal vrij van gêne, echt mijn vaders dochter. En dit is echt waar: íedereen vindt het leuk! Ik heb het beperkt gehouden natuurlijk, en heb niemand een ‘free hug’ opgedrongen, maar toch! Het was gewoon heel anders om de supermarkt uit te lopen nadat ik in plaats van ‘hetzelfde..’ te mompelen de kassière heel bewust en duidelijk een fijne dag had gewenst. Ik werd er blij van!

En nee, je kunt niet de hele dag vullen met belangstelling tonen voor iedereen en drinken aanbieden aan je gezinsleden. Er moet garen op de klos en soms doet mama even heel ongezellig, omdat het moet. Maar ik denk dat iedereen wel 30 seconden of, doe ‘ns gek, een paar minuten heeft om even echt ‘hallo’ te zeggen voor er weer van alles moet.

Dus: wie doet er mee met een experiment?

Dit is het experiment:
  • Als je een partner hebt, behandel je je partner bij thuiskomst hetzelfde als een vriend die je hebt uitgenodigd (informeren naar dingen die hem of haar bezighouden, je houding in standje ‘vriendelijk-betrokken-gastvrij’) of je gaat full-Oprah!
  • Als je kinderen hebt, behandel je je kinderen bij thuiskomst als de kinderen van die vriend (informeren naar wat ze doen of leuk vinden, leeftijdgebonden onbeleefd gedrag vergoelijken)
  • Als je buiten bent, stel je je voor dat je achtervolgd wordt door een camera en dat je een droomreis kunt winnen als je hoog scoort op ‘contact maken’
Kijk wat er gebeurt. Wie merkt het op? Wat is anders? Hoe is dat voor jou?

Omdat ik zo benieuwd ben, zou ik het leuk vinden als je een reactie achterlaat. Al is het maar hoe lang het duurde tot iemand het verschil merkte. Wedden dat het eerder een kwestie van minuten is dan van uren?

Dit delen:

door Imke De Graaf 17 mrt., 2024
Ik heb het afgelopen jaar minstens vijf jongeren onder de 21 gesproken die met afgrijzen hun verjaardag dichterbij zagen komen. Twee daarvan waren mijn eigen kinderen. Niet vanwege twijfels over het soort feestje, de gastenlijst, playlist of outfit, maar vanwege de te snel naderende Toekomst. ‘Straks ben ik 18! 18! En ik weet nog niet eens wat ik wil gaan doen!’ ‘Ik word 20! Ik krijg het er gewoon benauwd van, ik wil het echt niet!’ De toekomst hangt samen met Grote Keuzes (studie, baan, partner, woonplaats) en Moeilijke Dingen (studieschuld, woningnood, technologische innovaties die de arbeidsmarkt sneller veranderen dan we kunnen bijbenen). Het maakt niet uit hoe vaak mijn collega’s en ik zeggen dat de meeste loopbanen geen rechte lijnen zijn en dat een studiekeuze EEN keuze is, niet DE keuze die de rest van je leven bepaalt. De behoefte aan houvast is zo groot dat leerlingen nog net niet smeken om een briefje met daarop hun naam en de studie, onderwijsinstelling en stad die het moeten worden. Eerder deze week sprak ik een mentorleerling die een meeloopdag had gedaan en niet genoeg had gevoeld. Hij had gehoopt op een golf van enthousiasme die zekerheid bracht. De golf was er niet geweest en nu twijfelde hij weer. ‘En ik heb ook nog geen Plan B!’ riep hij, paniek in zijn stem. De studietijd is allang geen periode meer waarin je op eigen benen leert staan, waar je weg van de veiligheid van thuis leert wie je bent en wat je kunt en langzaam een pad ziet opdoemen in de mist. Niet in de ogen van veel jongeren tenminste. Enerzijds wonen ze, vaak noodgedwongen, te lang onder papa en mama’s vleugels, anderzijds worden ze al in hun examenjaar aangemoedigd te netwerken via social media, hun competenties toe te voegen aan hun cv en onderscheidend vrijwilligerswerk te overwegen. Je traint de F-jes niet omdat je elke dag zin hebt in voetballen, maar om je maatschappelijke betrokkenheid en coachingsvaardigheden op LinkedIn te kunnen zetten. Je baan bij de supermarkt betaalt je biertjes, maar zegt ook iets over je klantvriendelijkheid of leiderschapskwaliteiten. Hopelijk is het allebei. Heb je er lol in en leer je er iets van. Wat mij stoort is de meritocratische manier van kijken die onze jongeren van ons leren: alsof de som van je vaardigheden, inzet en prestaties bepaalt of je ‘goed bezig’ bent, of zelfs hoe goed je bent. Het economische narratief dat onze blik bepaalt definieert ervaringen. Het ene schoolvak is belangrijker dan het andere, ‘want je kunt er later meer mee’. En dat geldt ook voor bijbaantjes, hobby’s en verenigingen waaraan je je tijd besteedt. Het idee dat je allerlei ervaringen opdoet om zoveel mogelijk te leren over jezelf en wat bij je past, en dat je schooltijd en studietijd daar de ideale periode voor zijn, is voor veel jongeren verworden tot iets anders. Niet het uitproberen en het zoeken is hun opdracht, maar het verzamelen van een lijst vaardigheden en prestaties. Harder, better, faster, stronger. Een onderzoeksrapportage met die titel beschreef vorig jaar de risicofactoren van prestatiedruk en stress onder jongeren. In het rapport wordt beschreven hoeveel jongeren zich overbelast voelen door de hoge eisen die ze aan zichzelf stellen of die de maatschappij in hun beleving aan hen stelt. Ze zijn constant in competitie met anderen en met zichzelf; na elke genomen horde wacht een volgende. In de levensfase die draait om identiteitsontwikkeling is onzekerheid over je route normaal is, maar de prestatiegerichtheid van de maatschappij lijkt geen ruime te bieden voor een route met omwegen, en dus neemt de stress toe. We kunnen de wereld niet langzamer laten draaien. In de coronatijd ervoeren veel mensen hoe heilzaam een trager tempo was, maar inmiddels zijn we weer terug op het pre-pandemieniveau, als de filedrukte een graadmeter is. We kunnen wel genoeg andere dingen doen die goed zijn voor onszelf en onze kinderen. Door anders te kijken, en andere woorden te gebruiken voor wat we zien gebeuren, veranderen we de betekenis van ervaringen. In plaats van te denken in passief of actief, waarbij in onze maatschappij de actiestand altijd wint, kunnen we denken in aandachtig zijn of opbrengstgericht zijn. Bewust worden of onbewust handelen. Voor onszelf helpt het als we ‘niks doen’ reframen als reflectie, want zonder reflectie geen ontwikkeling. Zo zitten we anders op de bank, naar buiten te kijken, lopen we anders een blokje om. Voor onze kinderen en leerlingen helpt het als we ons eigen pedagogisch handelen aanpassen aan die andere manier van kijken, waarbij de tijd om te zoeken als zinvol wordt beschouwd. De tegenstelling wachten of ingrijpen wordt dan vertrouwen of beheersen. Natuurlijk zijn er momenten waarop je moet ingrijpen; opvoeden is ook sturen en begrenzen. Soms is opvoeden niks doen en dan is de houding waarmee je dat doet essentieel. Ongeduldig wachten ‘tot ze eens aan de gang gaan’ of erop vertrouwen dat er een zinvol innerlijk proces gaande is. Ik geloof dat het alle verschil maakt voor jonge mensen als hun opvoeders uitstralen dat zoek-tijd, twijfel-tijd, niks-tijd, gewoon tijd, soms precies is wat je nodig hebt om een volgende stap te kunnen zetten. Niet elke vorm van groei is zichtbaar of meetbaar. Een goeie tuinman trekt niet aan de planten maar geeft water en mest en wacht geduldig. We zijn de balans kwijt. Er is alleen de actiestand. Zelfs het niksen wordt actief ingevuld; al is het maar scrollend. Stoppen met doen is hartstikke moeilijk. Het leidt meteen tot onrust, ‘want het levert niks op.’ Onze kinderen leren niet zomaar de onrust te omarmen en de onzekerheid te verdragen. Ze leren het van ons, van wat wij doen en hoe wij op ze reageren. Nu de positieve afsluiter: je kunt er heel makkelijk mee oefenen, want je hebt er niets voor nodig, anders dan het besef dat je anders wil gaan kijken naar niksen. Voor jezelf, je kinderen of je leerlingen. En dan ga je gewoon het bos in: ogen en oren open, lopen maar. Staat je school niet in het bos, en wil je hier toch mee aan de slag? Dan heb ik ook werkvormen voor je om in de klas te gebruiken, om te starten met stilstaan en te praten over hoe dat is. De werkvormen zijn gebaseerd op Acceptance and Commitment Training (ACT). Kijk op www.act2go.nl De woordparen die ik hier gebruikt hebt, hoorde ik in de podcast Onderwijs leiden met hart en ziel #28, waarin pedagoog Joop Berding wordt geïnterviewd n.a.v zijn boek Opvoeding en onderwijs tussen geduld en ongeduld . Ik kan de podcast van harte aanbevelen.
door Imke De Graaf 19 feb., 2024
Twee jaar geleden werkte ik als ACT-therapeut met een meisje dat was vastgelopen in 5 vwo. Een combinatie van prestatiedruk en een paar pittige levenshobbels hadden haar zo somber en angstig gemaakt dat ze nauwelijks meer naar school kon. De gedachte aan een examenjaar leidde alleen tot paniek. We gingen samen aan de slag. Ze leerde een beetje afstand nemen van de gedachten die haar maar niet met rusten lieten, over wat ze moest doen en wat er mis kon gaan. De hele dag voerde ze discussies met zichzelf in haar hoofd. De schaakbordmetafoor hielp haar: in je hoofd wordt de hele dag een potje schaak gespeeld. De zwarte stukken staan voor je sombere gedachten, de harde oordelen en het doemdenken. De witte stukken staan voor alles wat jij daar tegenin brengt, om jezelf ervan te overtuigen dat het wél kan, dat je toch je best doet. Je schaakt en je schaakt, verstrikt in de strijd. In plaats van te proberen te winnen met wit, kun je stoppen met schaken. Jij bent het schaakbord. Zie dat je je kunt terugtrekken in de positie van dat bord, dat er altijd is, hoe het spel ook verloopt. Vanuit die rustige observatorpositie kun je kijken naar het spel, zonder mee te doen. In Acceptance and Commitment Therapie heet dit defusie: je maakt je los van je gedachten. We oefenden met manieren om een paniekaanval op te vangen. Wat kun je doen als je de angst voelt komen? We maakten een mini-stappenplan, met ademhalingstechnieken en concrete oefeningen. Richting het einde van de therapie gingen we samen naar de bioscoop, zogenaamd, in de praktijkruimte. We zaten naast elkaar en keken naar een kale muur, voor een oefening die ‘De Film van Mijn Leven’ heet (van Gijs Jansen, uit How2ACT). De korte versie: ‘We hebben net de eerste helft van de film van je leven gezien. Het is nu pauze, we hebben er popcorn bijgehaald. We hebben scènes uit jouw leven gezien, scènes die iets laten zien over jou en over waarom je hier nu zit. Kun je iets noemen van wat we hebben gezien? Wat hebben we je zien doen? Als je zo naar die film kijkt, met jezelf in de hoofdrol, wat voel je dan? Welke gedachten komen er in je op? Snap je waarom de hoofdpersoon doet wat ze doet? Wat zou je tegen haar willen zeggen? De film gaat zo weer beginnen. Hoe hoop je dat de film verder gaat? Wat zou je de hoofdpersoon graag zien doen? Wat zou een mooie eindscène zijn? Een scène die maakt dat je met een goed gevoel de bioscoop uitloopt? Omdat je zeker weet dat de hoofdpersoon dan met vertrouwen de toekomst in kan? Waar is de hoofdpersoon dan en wat doet ze?’ Het antwoord op de laatste vragen luidde: ‘ik ga terug naar school en haal mijn diploma. En dan neem ik een tussenjaar waarin ik ga reizen. En als de aftiteling loopt, dan sta ik ergens op een tropisch eiland, op het strand!’ Deze oefening zorgt voor perspectiefverandering. Hij kan je met meer afstand en meer compassie laten kijken naar jezelf en je proces. Hij laat je nadenken over het gedrag dat hoort bij je waarden en dromen. Hij laat je zien wat mogelijk is. Vanmorgen kreeg ik deze foto van een mooie zonsopkomst ergens ver weg, met dit appje: daar ben ik dan!
MEER BLOGS »
Share by: