Over baby's en pubers

Imke De Graaf • 13 januari 2021
Vraag: wat is het verschil tussen een pasgeboren baby en een puber?
Antwoord: Vast een heleboel, maar op een bepaald gebied minder dan we vaak denken, en het helpt daarbij stil te staan. Ik heb het over emoties en gedrag.

Elke ouder met een krijsende baby gaat in zijn hoofd een lijstje af: heeft ‘ie honger? Krampjes? Is hij moe? Zit er een boertje dwars? Heeft hij ergens pijn? Voor het zichtbare ongemak van onze spruit zoeken we in eerste instantie een lichamelijke oorzaak. Pas veel later, als het huilen zou aanhouden en niets lijkt te helpen, komen gedachten als ‘ik ben een slechte ouder. Ik doe alles fout’ en beginnen we te denken aan iets wat WIJ doen of nalaten waardoor ons kind ontroostbaar lijkt. Tot die tijd zoeken we en proberen dat zo lang mogelijk geduldig en lief te doen.

Maar dan is je baby ineens een tiener. En als hij moppert en zucht en snauwt denk je niet als eerste ‘hij is uit zijn ritme’ of ‘er komt vast een Oei, ik groei!-sprong aan’. Je blijft misschien niet urenlang sussen. De kans is ook groot dat je hem niet eens MAG knuffelen, laat staan dat hij je borsten wil zien. Bij pubers die zich onmogelijk gedragen doen we twee dingen vaak anders dan bij baby’s. Op de eerste plaats zijn we sneller geneigd te denken dat het gedrag met ons te maken heeft. Wij doen iets fout, of wij worden niet gewaardeerd. Al onze goede bedoelingen, de pot thee, de schone was, de huiswerkbegeleiding, de eindeloze stroom adviezen, en dan toch die frons. Op de tweede plaats geloven we eerder dat onze pubers, in tegenstelling tot baby’s, voor dit gedrag kiezen. Dat ze ook leuk zouden kunnen reageren. Beide aannames zijn niet, of slechts ten dele, waar. 

Net als je baby laat je oudere kind in zijn gedrag zien wat hij nodig heeft. Het gedrag zegt dus vooral iets over hem. Natuurlijk reageert je kind ook op jou en op wat jij doet. Maar als hij negatief reageert op (bijvoorbeeld) jouw herhaalde vragen over schoolwerk, wordt daarin een behoefte duidelijk, zoals de behoefte aan vertrouwen of autonomie. Gedrag is de taal waarin we onze behoeftes communiceren. Naarmate we ouder worden leren we steeds meer wat passend gedrag is. Passend bij onze cultuur, onze positie, onze situatie. Onze sociale context leert ons hoe we onze behoeftes kenbaar maken. Een puber die als kleuter een autootje uit de handen van zijn vriendje trok, valt niet meer aan op de jaloersmakende nieuwe telefoon van een klasgenoot. Een tiener die voor zijn gevoel onterecht de klas uit gestuurd wordt stort zich niet languit krijsend in het gangpad van de school. De reacties op wat ervaren wordt worden iets minder primair geuit. Iets. Niet zo veel.

De persoon in de Snickers-reclame die in een bitchy Joan Collins verandert, dat ben ik. Mijn man plukt me inmiddels uiterlijk om half een achter de laptop weg om te eten, en dat vind ik hartstikke lief, maar hij helpt ook zichzelf. Ik word heel ongezellig als ik honger heb. Een hele dag online vergaderen, en ik heb ’s avonds nergens meer zin in. Een lege batterij is veel minder leuk om mee samen te leven. Ik ben de puberteit allang voorbij, en toch merkt mijn omgeving hoe het met mijn energiebalans zit.

In de tienertijd verschuift de biologische klok die ons slaap-waakritme regelt. Omdat de lessen gewoonlijk om half negen starten slapen veel pubers te weinig. Eten kan blijkbaar juist de hele dag. De hormonenhogedrukpan veroorzaakt grote lichamelijke veranderingen, maar ook stemmingswisselingen. De onvolgroeide prefrontale cortex zorgt ervoor dat impulsen nog niet goed beheerst kunnen worden. Deze combinatie verklaart de emotionele uitbarstingen of sombere buien van je kind. Veel tieners laten in gedrag zien hoeveel energie het kost om in zo’n relatief korte tijd zulke grote ontwikkelingssprongen te maken. Een Oei, ik groei!-spurt, zeg maar.

De puber in virustijd heeft het extra moeilijk. Lange dagen voor een scherm, nauwelijks leuke dingen om naar uit te kijken, zorgen over achterstanden, door minder beweging geen fysieke uitlaatklep voor stress. En dan de hele tijd thuis zitten, juist als alles in je zegt dat je eruit moet, om je eigen plek in de wereld te vinden. Je zou van minder moedeloos of snauwerig worden. De batterij moet opgeladen worden.

Dit geldt waarschijnlijk voor ons allemaal, en het betekent ook niet dat je je de donkere buien van je kind maar moet laten welgevallen. We zijn er als ouder tenslotte ook om ze te leren nadenken over hun gedrag en rekening te houden met hun omgeving. Maar een goed gesprek hoeft niet altijd. Zeker als je onder een dak woont moet je elkaar soms gewoon helpen de zware dagen de dragen. Dat kan door je kind te bezien zoals je deed toen hij of zij een baby was. Kijk naar storend gedrag en stel je dezelfde vragen als toen. Wat is er aan de hand? Wat is er nodig? Hoe kan ik dit kind even ‘opladen’? Een tosti, een compliment, een blokje om of toch die knuffel.

Je partner was ook ooit iemands baby, dus daar geldt het ook voor. Die reageert vast ook niet altijd op de beste manier op spanning en onzekerheid. Een wedstrijdje ‘wie had het het zwaarst vandaag?’ levert dan minder op dan begrip en een lief woord van jou (nee, nu niet weer beginnen over je borsten aanbieden). Soms willen we gewoon niet volwassen en beheerst benoemen wat ons dwars zit, maar net als die baby ons ongenoegen uiten over de hele situatie, en dat er dan iemand zegt ‘Och schatje, kom maar.’

Het mooiste is als je af en toe zo op jezelf kunt reageren. Ik ga flippen, dus ik ga nu even in bad. Een belangrijk lesje zelfcompassie voor je kind.


Dit delen:

door Imke De Graaf 23 september 2024
Op een familieweekend zag ik mijn dochters (20 en 22) ineens een heel andere versie van ‘Wie is het?’ spelen. Ze stelden elkaar vragen die niets met uiterlijk te maken hadden zoals ‘Eet deze persoon vaak een emmer kip van KFC?’ of ‘Heeft de jouwe een huis vol planten?’. Het gemak waarmee ze na elke ‘ja’ of ‘nee’ personen begonnen weg te klappen was hilarisch en tot mijn verbazing lukte het een paar keer de juiste persoon te kiezen. Zo niet, dan zaten ze er heel dichtbij en volgden uitroepen als ‘Natuurlijk zit zij niet bij een leesclub! Kijk dat haar!’ We stoppen mensen in hokjes, dichten ze eigenschappen, hobby’s, voorkeuren of overtuigingen toe op basis van hun uiterlijk. Dat is evolutionair zo bepaald. Het is heel nuttig, dat we dit kunnen. Zo zien we snel wie ‘onze mensen’ zijn en wie niet. Een juiste inschatting of iemand tot de veilige groep behoorde was in de prehistorie van levensbelang. Snel kunnen oordelen hielp ons overleven. Nu de groep, zeker na de komst van het internet, onoverzichtelijk groot geworden is, helpt het indelen van mensen ons de complexiteit van de wereld te beheersen. Het geeft een gevoel van orde en het vergemakkelijkt samenwerking en het opbouwen van relaties binnen onze eigen groep. We stoppen mensen in hokjes en dat geeft niks, zolang we ons ervan bewust zijn dat we dat doen. Dan kunnen we geregeld stilstaan bij onze aannames om meer te leren over de bril waarmee we kijken, om hem vervolgens af te zetten. Actief streven naar nuance, met nieuwsgierigheid als grondhouding. Het baart mij grote zorgen dat het identiteitsdenken in deze tijden van polarisatie onder jongeren aan kracht lijkt te winnen. De focus op gedeelde ervaringen of kenmerken binnen een groep, zoals ras, gender, religie of seksualiteit, kan belangrijk zijn voor een gemeenschappelijke strijd en er is veel om voor te strijden. Er is systemisch onrecht, elke dag sterven onschuldige mensen, het lijden is groot. Ik hou van betrokken jonge mensen die zich zorgen maken over het lijden van anderen en de toekomst van onze planeet en die willen vechten voor een betere wereld. Maar de manier waarop, met deze focus op één kenmerkend aspect, leidt er toe dat mensen gereduceerd worden tot die ene identiteit. Palestijn, Jood, boer, klimaatactivist, et cetera. De ‘wij’ of de ‘zij’. Verschillen worden uitvergroot en stereotyperingen en vooroordelen versterkt. Precies wat we niet nodig hebben. Op school ervaar ik dat, alle goede bedoelingen ten spijt, het prioriteren van diversiteit en inclusiviteit op de manier waarop dat de laatste jaren gebeurt niet bijdraagt aan meer begrip voor elkaar. De strijd voor maatschappelijke verandering en emancipatie van minderheden wordt te vaak ideologisch gevoerd. Ik zie leerlingen die bang zijn hun mening te geven, omdat het een 'verboden' mening kan zijn. Laatst twijfelde een leerling midden in zijn zin, toen hij het had over een 'bl...b...coloured man'. Bij een les over gendergelijkheid was de irritatie in de groep voelbaar. Niemand bleek aan gelijke kansen en keuzes voor man en vrouw te denken. Gender stond alleen voor genderidentiteit. Ik heb collega's die klachten krijgen over grapjes, via ouders en directie. Leerlingen groeien niet op in een vacuüm. En onze kinderen groeien nu op in een klimaat dat niet bevorderlijk is voor kritisch denken, voor een open houding en een uitgesteld oordeel. Walt Whitman zei het al in zijn Song of Myself in 1855, ver voor het spel 'Wie is het?' bestond: ‘I am not contained between my hat and my boots’ since ‘[in] all people I see myself’. We kunnen allemaal iets van onszelf in de ander, elke ander, herkennen. We hebben meer gemeen dan we van elkaar verschillen. En niemand van ons is te reduceren tot één aspect van zijn wezen. Als je mij vrouw noemt, of wit, of Nederlands, of docent, weet je niet wie ik ben. Al deze kenmerken zijn belangrijk voor wie ik geworden ben en hebben elke dag invloed op de bril waarmee ik mezelf en de wereld zie, maar ze vertellen niet mijn hele verhaal. Ik hou van quinoasalade en carnaval, van filosofie en B&B Vol Liefde, van achtbanen en de hei. De bekendste regel uit het gedicht van Whitman luidt ‘Do I contradict myself? Very well then I contradict myself, (I am large, I contain multitudes)’. Dat geldt voor iedereen en dat is prachtig. Het maakt nieuwsgierig. Hoop ik.
door Imke De Graaf 17 maart 2024
Ik heb het afgelopen jaar minstens vijf jongeren onder de 21 gesproken die met afgrijzen hun verjaardag dichterbij zagen komen. Twee daarvan waren mijn eigen kinderen. Niet vanwege twijfels over het soort feestje, de gastenlijst, playlist of outfit, maar vanwege de te snel naderende Toekomst. ‘Straks ben ik 18! 18! En ik weet nog niet eens wat ik wil gaan doen!’ ‘Ik word 20! Ik krijg het er gewoon benauwd van, ik wil het echt niet!’ De toekomst hangt samen met Grote Keuzes (studie, baan, partner, woonplaats) en Moeilijke Dingen (studieschuld, woningnood, technologische innovaties die de arbeidsmarkt sneller veranderen dan we kunnen bijbenen). Het maakt niet uit hoe vaak mijn collega’s en ik zeggen dat de meeste loopbanen geen rechte lijnen zijn en dat een studiekeuze EEN keuze is, niet DE keuze die de rest van je leven bepaalt. De behoefte aan houvast is zo groot dat leerlingen nog net niet smeken om een briefje met daarop hun naam en de studie, onderwijsinstelling en stad die het moeten worden. Eerder deze week sprak ik een mentorleerling die een meeloopdag had gedaan en niet genoeg had gevoeld. Hij had gehoopt op een golf van enthousiasme die zekerheid bracht. De golf was er niet geweest en nu twijfelde hij weer. ‘En ik heb ook nog geen Plan B!’ riep hij, paniek in zijn stem. De studietijd is allang geen periode meer waarin je op eigen benen leert staan, waar je weg van de veiligheid van thuis leert wie je bent en wat je kunt en langzaam een pad ziet opdoemen in de mist. Niet in de ogen van veel jongeren tenminste. Enerzijds wonen ze, vaak noodgedwongen, te lang onder papa en mama’s vleugels, anderzijds worden ze al in hun examenjaar aangemoedigd te netwerken via social media, hun competenties toe te voegen aan hun cv en onderscheidend vrijwilligerswerk te overwegen. Je traint de F-jes niet omdat je elke dag zin hebt in voetballen, maar om je maatschappelijke betrokkenheid en coachingsvaardigheden op LinkedIn te kunnen zetten. Je baan bij de supermarkt betaalt je biertjes, maar zegt ook iets over je klantvriendelijkheid of leiderschapskwaliteiten. Hopelijk is het allebei. Heb je er lol in en leer je er iets van. Wat mij stoort is de meritocratische manier van kijken die onze jongeren van ons leren: alsof de som van je vaardigheden, inzet en prestaties bepaalt of je ‘goed bezig’ bent, of zelfs hoe goed je bent. Het economische narratief dat onze blik bepaalt definieert ervaringen. Het ene schoolvak is belangrijker dan het andere, ‘want je kunt er later meer mee’. En dat geldt ook voor bijbaantjes, hobby’s en verenigingen waaraan je je tijd besteedt. Het idee dat je allerlei ervaringen opdoet om zoveel mogelijk te leren over jezelf en wat bij je past, en dat je schooltijd en studietijd daar de ideale periode voor zijn, is voor veel jongeren verworden tot iets anders. Niet het uitproberen en het zoeken is hun opdracht, maar het verzamelen van een lijst vaardigheden en prestaties. Harder, better, faster, stronger. Een onderzoeksrapportage met die titel beschreef vorig jaar de risicofactoren van prestatiedruk en stress onder jongeren. In het rapport wordt beschreven hoeveel jongeren zich overbelast voelen door de hoge eisen die ze aan zichzelf stellen of die de maatschappij in hun beleving aan hen stelt. Ze zijn constant in competitie met anderen en met zichzelf; na elke genomen horde wacht een volgende. In de levensfase die draait om identiteitsontwikkeling is onzekerheid over je route normaal is, maar de prestatiegerichtheid van de maatschappij lijkt geen ruime te bieden voor een route met omwegen, en dus neemt de stress toe. We kunnen de wereld niet langzamer laten draaien. In de coronatijd ervoeren veel mensen hoe heilzaam een trager tempo was, maar inmiddels zijn we weer terug op het pre-pandemieniveau, als de filedrukte een graadmeter is. We kunnen wel genoeg andere dingen doen die goed zijn voor onszelf en onze kinderen. Door anders te kijken, en andere woorden te gebruiken voor wat we zien gebeuren, veranderen we de betekenis van ervaringen. In plaats van te denken in passief of actief, waarbij in onze maatschappij de actiestand altijd wint, kunnen we denken in aandachtig zijn of opbrengstgericht zijn. Bewust worden of onbewust handelen. Voor onszelf helpt het als we ‘niks doen’ reframen als reflectie, want zonder reflectie geen ontwikkeling. Zo zitten we anders op de bank, naar buiten te kijken, lopen we anders een blokje om. Voor onze kinderen en leerlingen helpt het als we ons eigen pedagogisch handelen aanpassen aan die andere manier van kijken, waarbij de tijd om te zoeken als zinvol wordt beschouwd. De tegenstelling wachten of ingrijpen wordt dan vertrouwen of beheersen. Natuurlijk zijn er momenten waarop je moet ingrijpen; opvoeden is ook sturen en begrenzen. Soms is opvoeden niks doen en dan is de houding waarmee je dat doet essentieel. Ongeduldig wachten ‘tot ze eens aan de gang gaan’ of erop vertrouwen dat er een zinvol innerlijk proces gaande is. Ik geloof dat het alle verschil maakt voor jonge mensen als hun opvoeders uitstralen dat zoek-tijd, twijfel-tijd, niks-tijd, gewoon tijd, soms precies is wat je nodig hebt om een volgende stap te kunnen zetten. Niet elke vorm van groei is zichtbaar of meetbaar. Een goeie tuinman trekt niet aan de planten maar geeft water en mest en wacht geduldig. We zijn de balans kwijt. Er is alleen de actiestand. Zelfs het niksen wordt actief ingevuld; al is het maar scrollend. Stoppen met doen is hartstikke moeilijk. Het leidt meteen tot onrust, ‘want het levert niks op.’ Onze kinderen leren niet zomaar de onrust te omarmen en de onzekerheid te verdragen. Ze leren het van ons, van wat wij doen en hoe wij op ze reageren. Nu de positieve afsluiter: je kunt er heel makkelijk mee oefenen, want je hebt er niets voor nodig, anders dan het besef dat je anders wil gaan kijken naar niksen. Voor jezelf, je kinderen of je leerlingen. En dan ga je gewoon het bos in: ogen en oren open, lopen maar. Staat je school niet in het bos, en wil je hier toch mee aan de slag? Dan heb ik ook werkvormen voor je om in de klas te gebruiken, om te starten met stilstaan en te praten over hoe dat is. De werkvormen zijn gebaseerd op Acceptance and Commitment Training (ACT). Kijk op www.act2go.nl De woordparen die ik hier gebruikt hebt, hoorde ik in de podcast Onderwijs leiden met hart en ziel #28, waarin pedagoog Joop Berding wordt geïnterviewd n.a.v zijn boek Opvoeding en onderwijs tussen geduld en ongeduld . Ik kan de podcast van harte aanbevelen.
MEER BLOGS »