Vraag: wat is het verschil tussen een pasgeboren baby en een puber?
Antwoord: Vast een heleboel, maar op een bepaald gebied minder dan we vaak denken, en het helpt daarbij stil te staan. Ik heb het over emoties en gedrag.
Elke ouder met een krijsende baby gaat in zijn hoofd een lijstje af: heeft ‘ie honger? Krampjes? Is hij moe? Zit er een boertje dwars? Heeft hij ergens pijn? Voor het zichtbare ongemak van onze spruit zoeken we in eerste instantie een lichamelijke oorzaak. Pas veel later, als het huilen zou aanhouden en niets lijkt te helpen, komen gedachten als ‘ik ben een slechte ouder. Ik doe alles fout’ en beginnen we te denken aan iets wat WIJ doen of nalaten waardoor ons kind ontroostbaar lijkt. Tot die tijd zoeken we en proberen dat zo lang mogelijk geduldig en lief te doen.
Maar dan is je baby ineens een tiener. En als hij moppert en zucht en snauwt denk je niet als eerste ‘hij is uit zijn ritme’ of ‘er komt vast een Oei, ik groei!-sprong aan’. Je blijft misschien niet urenlang sussen. De kans is ook groot dat je hem niet eens MAG knuffelen, laat staan dat hij je borsten wil zien. Bij pubers die zich onmogelijk gedragen doen we twee dingen vaak anders dan bij baby’s. Op de eerste plaats zijn we sneller geneigd te denken dat het gedrag met ons te maken heeft. Wij doen iets fout, of wij worden niet gewaardeerd. Al onze goede bedoelingen, de pot thee, de schone was, de huiswerkbegeleiding, de eindeloze stroom adviezen, en dan toch die frons. Op de tweede plaats geloven we eerder dat onze pubers, in tegenstelling tot baby’s, voor dit gedrag kiezen. Dat ze ook leuk zouden kunnen reageren. Beide aannames zijn niet, of slechts ten dele, waar.
Net als je baby laat je oudere kind in zijn gedrag zien wat hij nodig heeft. Het gedrag zegt dus vooral iets over hem. Natuurlijk reageert je kind ook op jou en op wat jij doet. Maar als hij negatief reageert op (bijvoorbeeld) jouw herhaalde vragen over schoolwerk, wordt daarin een behoefte duidelijk, zoals de behoefte aan vertrouwen of autonomie. Gedrag is de taal waarin we onze behoeftes communiceren. Naarmate we ouder worden leren we steeds meer wat passend gedrag is. Passend bij onze cultuur, onze positie, onze situatie. Onze sociale context leert ons hoe we onze behoeftes kenbaar maken. Een puber die als kleuter een autootje uit de handen van zijn vriendje trok, valt niet meer aan op de jaloersmakende nieuwe telefoon van een klasgenoot. Een tiener die voor zijn gevoel onterecht de klas uit gestuurd wordt stort zich niet languit krijsend in het gangpad van de school. De reacties op wat ervaren wordt worden iets minder primair geuit. Iets. Niet zo veel.
De persoon in de Snickers-reclame die in een bitchy Joan Collins verandert, dat ben ik. Mijn man plukt me inmiddels uiterlijk om half een achter de laptop weg om te eten, en dat vind ik hartstikke lief, maar hij helpt ook zichzelf. Ik word heel ongezellig als ik honger heb. Een hele dag online vergaderen, en ik heb ’s avonds nergens meer zin in. Een lege batterij is veel minder leuk om mee samen te leven. Ik ben de puberteit allang voorbij, en toch merkt mijn omgeving hoe het met mijn energiebalans zit.
In de tienertijd verschuift de biologische klok die ons slaap-waakritme regelt. Omdat de lessen gewoonlijk om half negen starten slapen veel pubers te weinig. Eten kan blijkbaar juist de hele dag. De hormonenhogedrukpan veroorzaakt grote lichamelijke veranderingen, maar ook stemmingswisselingen. De onvolgroeide prefrontale cortex zorgt ervoor dat impulsen nog niet goed beheerst kunnen worden. Deze combinatie verklaart de emotionele uitbarstingen of sombere buien van je kind. Veel tieners laten in gedrag zien hoeveel energie het kost om in zo’n relatief korte tijd zulke grote ontwikkelingssprongen te maken. Een Oei, ik groei!-spurt, zeg maar.
De puber in virustijd heeft het extra moeilijk. Lange dagen voor een scherm, nauwelijks leuke dingen om naar uit te kijken, zorgen over achterstanden, door minder beweging geen fysieke uitlaatklep voor stress. En dan de hele tijd thuis zitten, juist als alles in je zegt dat je eruit moet, om je eigen plek in de wereld te vinden. Je zou van minder moedeloos of snauwerig worden. De batterij moet opgeladen worden.
Dit geldt waarschijnlijk voor ons allemaal, en het betekent ook niet dat je je de donkere buien van je kind maar moet laten welgevallen. We zijn er als ouder tenslotte ook om ze te leren nadenken over hun gedrag en rekening te houden met hun omgeving. Maar een goed gesprek hoeft niet altijd. Zeker als je onder een dak woont moet je elkaar soms gewoon helpen de zware dagen de dragen. Dat kan door je kind te bezien zoals je deed toen hij of zij een baby was. Kijk naar storend gedrag en stel je dezelfde vragen als toen. Wat is er aan de hand? Wat is er nodig? Hoe kan ik dit kind even ‘opladen’? Een tosti, een compliment, een blokje om of toch die knuffel.
Je partner was ook ooit iemands baby, dus daar geldt het ook voor. Die reageert vast ook niet altijd op de beste manier op spanning en onzekerheid. Een wedstrijdje ‘wie had het het zwaarst vandaag?’ levert dan minder op dan begrip en een lief woord van jou (nee, nu niet weer beginnen over je borsten aanbieden). Soms willen we gewoon niet volwassen en beheerst benoemen wat ons dwars zit, maar net als die baby ons ongenoegen uiten over de hele situatie, en dat er dan iemand zegt ‘Och schatje, kom maar.’
Het mooiste is als je af en toe zo op jezelf kunt reageren. Ik ga flippen, dus ik ga nu even in bad. Een belangrijk lesje zelfcompassie voor je kind.