Poëzietherapie december

Imke De Graaf • 10 december 2021

De metafoor van de makelaar

Wat is de overeenkomst tussen Kopen zonder kijken-Bob en een goede docent? Ze zien potentieel. Ze hebben oog voor waar iets (een huis) of iemand (een leerling) iets geleden heeft en waar aandacht nodig is, en ze kunnen er doorheen kijken, de mogelijkheden voor de toekomst zien. En ze weten het zo te brengen dat anderen hen geloven.


Deze keer als ‘poëzietherapie’ een gedicht dat geschreven is als reactie op een schietpartij in een homonachtclub in Orlando vijf jaar geleden, over het belang van hoop in tijden van tegenspoed. Zoals nu.


De Amerikaanse Maggie Smith schreef het gedicht Good Bones in 2016, nadat een gewapende man het vuur opende op bezoekers van een nachtclub voor homo’s, lesbiennes, biseksuelen en transgenders en 49 mensen doodde. In het gedicht beschrijft ze hoe ze als moeder probeert de lelijke kanten van de mens en de wereld, zoals zichtbaar geworden in de aanslag, weg te houden van haar jonge kinderen. Wat ze beschrijft zullen de meesten van ons herkennen: wie wordt niet regelmatig overvallen door afschuw, frustratie, vrees of teleurstelling bij het lezen van de krant? Wie denkt er niet wel eens ‘Waar moet dat heen met de wereld?’, voor de eerste slok koffie? En wie van ons, ouders of docenten, vraagt zich nooit af hoe we onze kinderen op die wereld moeten voorbereiden?


De kinderen van Maggie Smith zijn nog jong. De mijne zijn zo goed als volwassen, zowel mijn eigen kroost als de meeste van mijn leerlingen, bovenbouw havo/vwo. Het wereldnieuws sijpelt naar binnen, zelfs bij diegenen die nog nooit een krant hebben opengedaan en geen nu.nl op hun telefoon hebben staan. Ze weten lang niet allemaal wat er speelt (toeslagenaffaire? klimaattop? Afghanistan? polarisatie, wat is dat?) maar ze weten dat Sinterklaas niet bestaat. Wat betekent dat voor ons als opvoeders? Hoe duiden we wat er gebeurt, als de optie ‘niks zeggen, dan is het er niet’ vervalt? Maggie Smith eindigt haar gedicht met de metafoor van de makelaar, die een bouwval verkoopt door te wijzen op het paleisje dat erin verstopt zit.


Als docent probeer ik een beetje makelaar te zijn. De wereld te verkopen, zonder de zwakke plekken te verbloemen. Wat lelijk is, of kapot, heeft aandacht nodig. Door in de klas te bespreken wat er gebeurt en hoe we daarop kunnen reageren, lopen we als het ware samen rond in het gebrekkige huis dat onze wereld is. Het is mijn taak om te wijzen op de mogelijkheden en vertrouwen uit te stralen. We hebben allemaal invloed, allemaal een stem. We kunnen allemaal zorgen dat de wereld mooier wordt.


De makelaarmetafoor is multi-inzetbaar voor iedereen die met kinderen werkt. Hij is ook in te zetten bij de kinderen zelf. Kinderen hebben van ons nodig dat wij hun potentieel zien, ook als ze dat zelf nog niet kunnen. En dat we ze helpen dat potentieel te verwezenlijken. Voor mij, fanatiek volger van Kopen zonder kijken, geeft bouwdeskundige Bob het goede voorbeeld. Bob doet meer dan de makelaar in het gedicht van Maggie Smith. Bob heeft visie. Bob weet dat je moet zorgen dat de basis goed is. Dáár investeer je in. Bob weet dat veranderplannen moeten passen bij de behoeftes van de bewoner, niet alleen vandaag maar ook over tien jaar. Bobs werk is niet er een leuk nieuw kleurtje overheen gooien. Nou, vul de rest van de metafoor zelf maar in, leerkracht.


De ‘therapie’-vragen bij dit gedicht, voor jezelf of je leerling:

Als jij je eigen makelaar was, als je jezelf moest verkopen, wat zou je dan noemen? Wat zijn je sterke kanten? Welke eigenschappen of talenten maken jou mooi/ bijzonder/ interessant? En waar is nog winst te behalen? Hoe kan op die punten iets verbeterd worden?



Dit delen:

door Imke De Graaf 13 december 2025
Jaren geleden werd ik heel ziek tijdens een droomvakantie naar Madagaskar. Als ik daaraan terugdenk zie ik de allerliefste piepjonge en beeldschone, in roze gestoken verpleegstertjes boven mijn bed zweven en voel ik de angst. Wat me het meest is bijgebleven van mijn terugreis naar Nederland is het gevoel van de gladde wegen in de taxi van het vliegveld naar huis. Het stond voor veiligheid, zekerheid, en het vertrouwen dat het weer goed zou komen. Thuis, Nederland, waar alles geregeld is. Ik had nooit eerder zo’n diep gevoel van dankbaarheid ervaren voor de staat van onze infrastructuur. Ik wil maar zeggen: soms gebeurt er iets waardoor je alles anders gaat bekijken en ineens heel blij bent met iets dat er altijd al was. Omdat een mens, of in ieder geval ik, dit soort waardevolle lessen snel vergeet, geeft het leven je meerdere kansen om te leren. Afgelopen zomer stond weer een droomvakantie gepland. Ik had een sabbatical genomen van begin schooljaar tot kerst en met de zomervakantie erbij konden mijn man en ik een half jaar reizen. Het afscheidsetentje met de kinderen was al achter de rug; de spullen stonden klaar in de gang. Laat ik het vervolg samenvatten door te zeggen dat het sabbatical werd omgezet in ziekteverlof en dat mijn man en ik wel een half jaar hebben gereisd, maar dan metaforisch gezien, door de medische wereld. Gisteren zat ik bij de bedrijfsarts, om te bespreken of ik weer klaar was om les te geven. Ik vertelde dat ik even de klas in gegaan was om mijn mentorleerlingen te zeggen dat ik terugkwam, en dat ik meteen daarna de wc was ingedoken omdat ik moest huilen. Hij vroeg waarom en ik kwam niet veel verder dan ‘omdat ik dacht…ik ben er weer. Ze zaten ook allemaal zo lief te kijken.’ En toen wist ik het zelf ook weer. Ik ben nog niet de oude en zie op tegen de werkdruk, de stress rondom allerlei organisatorische veranderingen en de onvoorspelbaarheid van een klas. Ik ben bang dat ik focus mis en te emotioneel reageer als het tegenzit. Maar die school, dat is mijn plek. Werken met zo’n club vijftienjarigen, al die individuen die me nieuwsgierig maken en blijven uitdagen, vind ik het allermooist. En als ik dan hoor ‘Hééé mevrouw! Bent u er weer! We hebben u gemist!’ dan voelt dat net als toen met die gladde weg. Kom maar op, 2026.
door Imke De Graaf 23 september 2024
Op een familieweekend zag ik mijn dochters (20 en 22) ineens een heel andere versie van ‘Wie is het?’ spelen. Ze stelden elkaar vragen die niets met uiterlijk te maken hadden zoals ‘Eet deze persoon vaak een emmer kip van KFC?’ of ‘Heeft de jouwe een huis vol planten?’. Het gemak waarmee ze na elke ‘ja’ of ‘nee’ personen begonnen weg te klappen was hilarisch en tot mijn verbazing lukte het een paar keer de juiste persoon te kiezen. Zo niet, dan zaten ze er heel dichtbij en volgden uitroepen als ‘Natuurlijk zit zij niet bij een leesclub! Kijk dat haar!’ We stoppen mensen in hokjes, dichten ze eigenschappen, hobby’s, voorkeuren of overtuigingen toe op basis van hun uiterlijk. Dat is evolutionair zo bepaald. Het is heel nuttig, dat we dit kunnen. Zo zien we snel wie ‘onze mensen’ zijn en wie niet. Een juiste inschatting of iemand tot de veilige groep behoorde was in de prehistorie van levensbelang. Snel kunnen oordelen hielp ons overleven. Nu de groep, zeker na de komst van het internet, onoverzichtelijk groot geworden is, helpt het indelen van mensen ons de complexiteit van de wereld te beheersen. Het geeft een gevoel van orde en het vergemakkelijkt samenwerking en het opbouwen van relaties binnen onze eigen groep. We stoppen mensen in hokjes en dat geeft niks, zolang we ons ervan bewust zijn dat we dat doen. Dan kunnen we geregeld stilstaan bij onze aannames om meer te leren over de bril waarmee we kijken, om hem vervolgens af te zetten. Actief streven naar nuance, met nieuwsgierigheid als grondhouding. Het baart mij grote zorgen dat het identiteitsdenken in deze tijden van polarisatie onder jongeren aan kracht lijkt te winnen. De focus op gedeelde ervaringen of kenmerken binnen een groep, zoals ras, gender, religie of seksualiteit, kan belangrijk zijn voor een gemeenschappelijke strijd en er is veel om voor te strijden. Er is systemisch onrecht, elke dag sterven onschuldige mensen, het lijden is groot. Ik hou van betrokken jonge mensen die zich zorgen maken over het lijden van anderen en de toekomst van onze planeet en die willen vechten voor een betere wereld. Maar de manier waarop, met deze focus op één kenmerkend aspect, leidt er toe dat mensen gereduceerd worden tot die ene identiteit. Palestijn, Jood, boer, klimaatactivist, et cetera. De ‘wij’ of de ‘zij’. Verschillen worden uitvergroot en stereotyperingen en vooroordelen versterkt. Precies wat we niet nodig hebben. Op school ervaar ik dat, alle goede bedoelingen ten spijt, het prioriteren van diversiteit en inclusiviteit op de manier waarop dat de laatste jaren gebeurt niet bijdraagt aan meer begrip voor elkaar. De strijd voor maatschappelijke verandering en emancipatie van minderheden wordt te vaak ideologisch gevoerd. Ik zie leerlingen die bang zijn hun mening te geven, omdat het een 'verboden' mening kan zijn. Laatst twijfelde een leerling midden in zijn zin, toen hij het had over een 'bl...b...coloured man'. Bij een les over gendergelijkheid was de irritatie in de groep voelbaar. Niemand bleek aan gelijke kansen en keuzes voor man en vrouw te denken. Gender stond alleen voor genderidentiteit. Ik heb collega's die klachten krijgen over grapjes, via ouders en directie. Leerlingen groeien niet op in een vacuüm. En onze kinderen groeien nu op in een klimaat dat niet bevorderlijk is voor kritisch denken, voor een open houding en een uitgesteld oordeel. Walt Whitman zei het al in zijn Song of Myself in 1855, ver voor het spel 'Wie is het?' bestond: ‘I am not contained between my hat and my boots’ since ‘[in] all people I see myself’. We kunnen allemaal iets van onszelf in de ander, elke ander, herkennen. We hebben meer gemeen dan we van elkaar verschillen. En niemand van ons is te reduceren tot één aspect van zijn wezen. Als je mij vrouw noemt, of wit, of Nederlands, of docent, weet je niet wie ik ben. Al deze kenmerken zijn belangrijk voor wie ik geworden ben en hebben elke dag invloed op de bril waarmee ik mezelf en de wereld zie, maar ze vertellen niet mijn hele verhaal. Ik hou van quinoasalade en carnaval, van filosofie en B&B Vol Liefde, van achtbanen en de hei. De bekendste regel uit het gedicht van Whitman luidt ‘Do I contradict myself? Very well then I contradict myself, (I am large, I contain multitudes)’. Dat geldt voor iedereen en dat is prachtig. Het maakt nieuwsgierig. Hoop ik.
MEER BLOGS »