Poëzietherapie februari
Over liefde en loslaten
Patiënt: ‘Dokter, ik heb zo’n pijn in mijn rug en beide polsen en mijn buik.’
Dokter: ‘Ah, ik zie het al. Een overbelaste onderrug van het sjouwen, IKEA-RSI en een brandend verdriet. U lijdt aan het lege nest-syndroom.’
Het was een maand van afscheid. Mijn lieve schoonmoeder overleed op 98-jarige leeftijd. Ze wilde graag en is zonder pijn vertrokken, wat het makkelijker maakte, maar niet makkelijk. Twee kinderen gingen op kamers. In beide gevallen zat er tussen de bezichtiging en de verhuisdag maar twee dagen. Drie weekenden verhuizen in vier weken. Drie kamers leeghalen, waarvan twee in ons huis. Het kastje van oma kon in de kofferbak blijven zitten en met dochter mee naar Utrecht. Oma’s tv staat nu in het studentenhuis van zoonlief, haar petanquetroffee erboven. De overgebleven dochter zit onwennig aan de verkeerde kant van de tafel.
Ze helpen me wel, geven me een zachte landing. Regelmatig appjes (‘Op welke stand moet de was ook alweer? En kan een handdoek er gewoon bij?’) en flitsbezoeken (‘Kan ik komen eten? Ik moet sparen voor Carnaval’). Ik zie dat het niet alleen voor hun vader en mij wennen is, maar dat ook zij voelen dat loslaten meer is dan je overgeven aan vrijheid. Om de beurt komen ze even terug in de comfortzone, voor een shotje veiligheid. Ik dacht aan het gedicht Walking Away, van Cecil Day-Lewis. Day-Lewis beschrijft een herinnering aan zijn zoon als kleine jongen, de eerste keer op het voetbalveld. De lijnen op het veld zijn net weer aangebracht, klaar voor een nieuw seizoen. Het eerste voor de jongen, die hiermee aan een nieuwe fase begint. Zijn vader ziet hem gaan met een groep kleine jongens, als een satelliet die uit zijn baan wordt gerukt. Ouders van pubers herkennen waarschijnlijk het gevoel. Het moment waarop je ontdekt dat je kind niet langer steeds groter wordende rondjes draait om het ouderlijk huis, maar een ander, eigen pad begint te volgen. Zonder jou als de zon, met steeds een andere minderjarige als stralend middelpunt.
De jongen in het gedicht loopt naar school, onzeker zoekend naar een richting. Hij doet zijn vader denken aan een vogeltje met onvolgroeide vleugels, nog niet klaar om te gaan. Als ouder is het soms moeilijk om niet het pad aan te geven, niet de richting te wijzen. De jongen is als een gevleugeld zaadje, ogenschijnlijk stuurloos weggedragen door de wind, weg van de tak waaraan het vastzat. Om te kunnen groeien moeten zaadjes weg van de boom, niet langer in de schaduw maar in het volle licht. De enige manier voor onze kinderen om zichzelf te leren kennen en letterlijk vol-wassen te worden is door uitdagingen aan te gaan, ‘small scorching ordeals’, om te ontdekken wat hun innerlijke vuur doet ontbranden. Het kind wordt in deze strofe ‘one’s irresolute clay’ genoemd: de creatie van de ouder, die de worsteling moet gadeslaan zonder in te grijpen. De creatie vindt zijn vorm weg van de veiligheid van thuis.
Walking Away
It is eighteen years ago, almost to the day –
A sunny day with leaves just turning,
The touch-lines new-ruled – since I watched you play
Your first game of football, then, like a satellite
Wrenched from its orbit, go drifting away
Behind a scatter of boys. I can see
You walking away from me towards the school
With the pathos of a half-fledged thing set free
Into a wilderness, the gait of one
Who finds no path where the path should be.
That hesitant figure, eddying away
Like a winged seed loosened from its parent stem,
Has something I never quite grasp to convey
About nature’s give-and-take – the small, the scorching
Ordeals which fire one’s irresolute clay.
I have had worse partings, but none that so
Gnaws at my mind still. Perhaps it is roughly
Saying what God alone could perfectly show –
How selfhood begins with a walking away,
And love is proved in the letting go.
Ik herinner me hoe mijn zoon zijn keuze voor een middelbare school grotendeels baseerde op de overzichtelijke plattegrond. Hij zocht een pad in de wildernis. Ik herinner me hoe mijn oudste dochter, de dapperste van de drie, in paniek aan mijn been hing in het trappenhuis op dag 1 in groep 1. Hoe de jongste op Tienertoer ging, pas na samen oefenen met de NS-app. Hoe ik naar huis fietste toen ik nummer drie voor het eerst naar school gebracht had, de ochtend leeg voor me. Even vrij als verward.
They are walking away. Ze vinden hun vorm. Ik zie het vuur.
De therapievragen bij dit gedicht, voor jezelf of een ander:
- Wat doet het loslaten van je kind(eren) met je?
- Hoe zichtbaar is dat? Hoe uit het zich in gedrag (naar je kind)?
- Hoe zou je willen omgaan met de toenemende vrijheid van je kind om eigen keuzes te maken?
- Wat heb je nodig om dat te kunnen?
Dit delen:

