Vakantie in eigen hoofd

Imke De Graaf • 27 juli 2020
‘Ik vind er niks aan, vakantie in eigen hoofd’, zei mijn zus. Corona had de vakantieplannen zodanig in de war geschopt dat ze nu niet in het buitenland maar thuis zat, grotendeels zonder man (werk) en kinderen (werk, vrienden, slapen), net in de tijd dat het weer niet leuk meedeed. Haar huis was te leeg, het mijne te vol, en allebei trokken we ons dan maar terug in de bovenkamer. 

Soms is het daar goed toeven. Een beetje (ja, ik ga het woord gewoon gebruiken) mijmeren, sudderen in fijne herinneringen, voor me uit fantaseren. Vaker is het een plek die behangen lijkt met to do-lijstjes die als vanzelf vervangen worden op het moment dat alle punten zijn afgevinkt. De lijstjes gaan over alles van mijn uiterlijk tot mijn werk en relaties en ik sta tureluurs in het midden, als een dolle te draaien en te zweten. 

In de zomer, als de scholen sluiten, ga ik altijd het liefst meteen op vakantie. Maximaal één extra dag thuis om in te pakken, maar meer niet. Met elke kilometer afstand tussen mij en mijn huis komt er meer ruimte vrij in mijn hoofd. Zonder de nabijheid van laptop, wasmanden, muren die verf willen, groen dat verzorgd wil worden, een lieve schoonmoeder die op bezoek wacht en verwijtende stapels eigenlijk-iets-mee-doen kan ik eindelijk, mag ik eindelijk, alleen maar doen wat ik wil. 

Dat wil zeggen, zonder dat het veel moeite kost. Op een camping is er eenvoudigweg niks te verzinnen dat moet, anders dan een keer afwassen en als je heel gek wil doen de tent uitvegen. Ik sta er elke keer van te kijken wat die ervaring doet met mijn humeur en energieniveau. En omdat ik heel goed weet dat het mijn eigen moet-moet-moet-mantra is die mij het hele jaar zo druk bezighoudt, reserveer ik thuis tijd voor wat ertoe doet en haal ik mijn tollende zelf geregeld bewust uit die bovenkamer. Maar pff…wat is dat af en toe moeilijk. 

Ik heb al genoeg om me heel gehoord om te weten dat ik niet de enige ben voor wie de extra tijd door Corona niet tot extra ontspanning heeft geleid, ook niet onder die mensen die, gezond en wel, geen financiële zorgen hebben. De files bij de stort ten spijt, lukte het veel mensen net zomin als mij om ‘nu eindelijk eens goed op te ruimen en achterstallig onderhoud aan te pakken’. En een huis is makkelijker opgeruimd dan een hoofd. Meer rust is vaak ook meer tijd voor bezinning. Om dat hoofd eens goed te horen praten, inclusief commentaar op alles wat je tot nu wel en niet gedaan hebt. En dat voelt niet meteen voor iedereen als vakantie. 

Daarom, hulde aan de thuisblijvers! Voor iedereen die ogenschijnlijk zit te niksen, maar ondertussen zijn staycation (ik heb al mijmeren gebruikt, dan kan dit er ook nog wel bij) gebruikt om de bovenkamer op te ruimen. Onthoud: als je het goed aanpakt, wordt het altijd eerst erger. Je moet eerst de hele riedel doen van ‘Oh, god ja, dit had ik ook nog. Moet ik het misschien toch bewaren of kan het definitief weg?’ via ‘Ik stop ermee, ik prop gewoon alles weer terug in de kast’ tot eindelijk het gewenste resultaat volgt. Overzicht. Je waardevolle spullen, zichtbaar gemaakt. 

Dat is wat ik doe, op vakantie in eigen huis, de was negerend tot het ondergoed op is. Ik ga elke dag even zitten in die bovenkamer, zonder te draaien of lijstjes af te vinken. Gewoon een beetje rondkijken met een houding van ‘goh’ en ‘oh?’. Je mag het mediteren noemen maar het kan ook prima in de tuin met een glas wijn. Als ik iets belangrijks tegenkom poets ik het op en zet het in het zicht. Als het me in de weg zit, zucht ik een paar keer diep en zet het op de leerlijst, als tip voor de toekomst. En goed, het is geen Italië, maar het begint er wel op te lijken hoor, in dat kleine kaboutertuintje van mij. Vakantie. 



Dit delen:

door Imke De Graaf 13 december 2025
Jaren geleden werd ik heel ziek tijdens een droomvakantie naar Madagaskar. Als ik daaraan terugdenk zie ik de allerliefste piepjonge en beeldschone, in roze gestoken verpleegstertjes boven mijn bed zweven en voel ik de angst. Wat me het meest is bijgebleven van mijn terugreis naar Nederland is het gevoel van de gladde wegen in de taxi van het vliegveld naar huis. Het stond voor veiligheid, zekerheid, en het vertrouwen dat het weer goed zou komen. Thuis, Nederland, waar alles geregeld is. Ik had nooit eerder zo’n diep gevoel van dankbaarheid ervaren voor de staat van onze infrastructuur. Ik wil maar zeggen: soms gebeurt er iets waardoor je alles anders gaat bekijken en ineens heel blij bent met iets dat er altijd al was. Omdat een mens, of in ieder geval ik, dit soort waardevolle lessen snel vergeet, geeft het leven je meerdere kansen om te leren. Afgelopen zomer stond weer een droomvakantie gepland. Ik had een sabbatical genomen van begin schooljaar tot kerst en met de zomervakantie erbij konden mijn man en ik een half jaar reizen. Het afscheidsetentje met de kinderen was al achter de rug; de spullen stonden klaar in de gang. Laat ik het vervolg samenvatten door te zeggen dat het sabbatical werd omgezet in ziekteverlof en dat mijn man en ik wel een half jaar hebben gereisd, maar dan metaforisch gezien, door de medische wereld. Gisteren zat ik bij de bedrijfsarts, om te bespreken of ik weer klaar was om les te geven. Ik vertelde dat ik even de klas in gegaan was om mijn mentorleerlingen te zeggen dat ik terugkwam, en dat ik meteen daarna de wc was ingedoken omdat ik moest huilen. Hij vroeg waarom en ik kwam niet veel verder dan ‘omdat ik dacht…ik ben er weer. Ze zaten ook allemaal zo lief te kijken.’ En toen wist ik het zelf ook weer. Ik ben nog niet de oude en zie op tegen de werkdruk, de stress rondom allerlei organisatorische veranderingen en de onvoorspelbaarheid van een klas. Ik ben bang dat ik focus mis en te emotioneel reageer als het tegenzit. Maar die school, dat is mijn plek. Werken met zo’n club vijftienjarigen, al die individuen die me nieuwsgierig maken en blijven uitdagen, vind ik het allermooist. En als ik dan hoor ‘Hééé mevrouw! Bent u er weer! We hebben u gemist!’ dan voelt dat net als toen met die gladde weg. Kom maar op, 2026.
door Imke De Graaf 23 september 2024
Op een familieweekend zag ik mijn dochters (20 en 22) ineens een heel andere versie van ‘Wie is het?’ spelen. Ze stelden elkaar vragen die niets met uiterlijk te maken hadden zoals ‘Eet deze persoon vaak een emmer kip van KFC?’ of ‘Heeft de jouwe een huis vol planten?’. Het gemak waarmee ze na elke ‘ja’ of ‘nee’ personen begonnen weg te klappen was hilarisch en tot mijn verbazing lukte het een paar keer de juiste persoon te kiezen. Zo niet, dan zaten ze er heel dichtbij en volgden uitroepen als ‘Natuurlijk zit zij niet bij een leesclub! Kijk dat haar!’ We stoppen mensen in hokjes, dichten ze eigenschappen, hobby’s, voorkeuren of overtuigingen toe op basis van hun uiterlijk. Dat is evolutionair zo bepaald. Het is heel nuttig, dat we dit kunnen. Zo zien we snel wie ‘onze mensen’ zijn en wie niet. Een juiste inschatting of iemand tot de veilige groep behoorde was in de prehistorie van levensbelang. Snel kunnen oordelen hielp ons overleven. Nu de groep, zeker na de komst van het internet, onoverzichtelijk groot geworden is, helpt het indelen van mensen ons de complexiteit van de wereld te beheersen. Het geeft een gevoel van orde en het vergemakkelijkt samenwerking en het opbouwen van relaties binnen onze eigen groep. We stoppen mensen in hokjes en dat geeft niks, zolang we ons ervan bewust zijn dat we dat doen. Dan kunnen we geregeld stilstaan bij onze aannames om meer te leren over de bril waarmee we kijken, om hem vervolgens af te zetten. Actief streven naar nuance, met nieuwsgierigheid als grondhouding. Het baart mij grote zorgen dat het identiteitsdenken in deze tijden van polarisatie onder jongeren aan kracht lijkt te winnen. De focus op gedeelde ervaringen of kenmerken binnen een groep, zoals ras, gender, religie of seksualiteit, kan belangrijk zijn voor een gemeenschappelijke strijd en er is veel om voor te strijden. Er is systemisch onrecht, elke dag sterven onschuldige mensen, het lijden is groot. Ik hou van betrokken jonge mensen die zich zorgen maken over het lijden van anderen en de toekomst van onze planeet en die willen vechten voor een betere wereld. Maar de manier waarop, met deze focus op één kenmerkend aspect, leidt er toe dat mensen gereduceerd worden tot die ene identiteit. Palestijn, Jood, boer, klimaatactivist, et cetera. De ‘wij’ of de ‘zij’. Verschillen worden uitvergroot en stereotyperingen en vooroordelen versterkt. Precies wat we niet nodig hebben. Op school ervaar ik dat, alle goede bedoelingen ten spijt, het prioriteren van diversiteit en inclusiviteit op de manier waarop dat de laatste jaren gebeurt niet bijdraagt aan meer begrip voor elkaar. De strijd voor maatschappelijke verandering en emancipatie van minderheden wordt te vaak ideologisch gevoerd. Ik zie leerlingen die bang zijn hun mening te geven, omdat het een 'verboden' mening kan zijn. Laatst twijfelde een leerling midden in zijn zin, toen hij het had over een 'bl...b...coloured man'. Bij een les over gendergelijkheid was de irritatie in de groep voelbaar. Niemand bleek aan gelijke kansen en keuzes voor man en vrouw te denken. Gender stond alleen voor genderidentiteit. Ik heb collega's die klachten krijgen over grapjes, via ouders en directie. Leerlingen groeien niet op in een vacuüm. En onze kinderen groeien nu op in een klimaat dat niet bevorderlijk is voor kritisch denken, voor een open houding en een uitgesteld oordeel. Walt Whitman zei het al in zijn Song of Myself in 1855, ver voor het spel 'Wie is het?' bestond: ‘I am not contained between my hat and my boots’ since ‘[in] all people I see myself’. We kunnen allemaal iets van onszelf in de ander, elke ander, herkennen. We hebben meer gemeen dan we van elkaar verschillen. En niemand van ons is te reduceren tot één aspect van zijn wezen. Als je mij vrouw noemt, of wit, of Nederlands, of docent, weet je niet wie ik ben. Al deze kenmerken zijn belangrijk voor wie ik geworden ben en hebben elke dag invloed op de bril waarmee ik mezelf en de wereld zie, maar ze vertellen niet mijn hele verhaal. Ik hou van quinoasalade en carnaval, van filosofie en B&B Vol Liefde, van achtbanen en de hei. De bekendste regel uit het gedicht van Whitman luidt ‘Do I contradict myself? Very well then I contradict myself, (I am large, I contain multitudes)’. Dat geldt voor iedereen en dat is prachtig. Het maakt nieuwsgierig. Hoop ik.
MEER BLOGS »