VMBO voor een prachtbaan

Imke De Graaf • 13 februari 2018
Minister Slob vraagt aandacht voor de zorgelijke daling van het aantal vmbo-leerlingen. Ouders moeten stoppen met pushen, ons land heeft behoefte aan leerlingen met een praktische opleiding. Wist ik allang. Maar de afgelopen jaren heb ik het ook gevoeld, en niet een beetje.

Mijn vader heeft de ziekte van Alzheimer. (voor meer daarover, klik hier) Hij zit inmiddels op de derde afdeling voor dementerenden, sinds het thuis niet meer ging. En voor de derde keer word ik getroffen door wat ik zie bij zijn verzorgsters. Op de vorige afdeling woonden alleen maar mensen in een vergevorderd stadium van dementie. Als je daar binnenkwam liep je tegen de stilte op als tegen een muur. Er werd niet gepraat, een beetje gemurmel en gemopper daargelaten. De bewoners waren zich nauwelijks meer bewust van hun omgeving. Ze aten niet, of alles wat ze voorgeschoteld kregen, wat het ook was. Wieteke werkte daar. Op een dag hoorde ik van haar dat ze zo’n fijne ochtend gehad hadden. Ze hadden heel uitgebreid en feestelijk ontbeten. Ik vroeg even door. Wieteke had de avond van tevoren tot 10 uur moeten werken en was die ochtend weer om 7 uur begonnen. Het ontbijt had haar zo leuk geleken voor de bewoners. Dus had ze ’s avonds Danerolles croissants gekocht en gerold en de tafels mooi gedekt. ‘S morgens had ze voor sinaasappelsap en eitjes gezorgd en toen met haar collega iedereen uit bed gehaald. Natuurlijk werd er ’s morgens ook vooral een beetje wazig gekeken, wat gemurmeld en gemopperd. Niemand van de bewoners kan Wieteke bedankt hebben. Maar het kan niet anders dan dat ze de liefde gevoeld hebben waarmee hun feestontbijt was bereid. Als je dag in dag uit met mensen werkt met wie interactie zo moeilijk is, en je blijft dan naast je drukke schema dit soort extraatjes verzinnen, omdat je de mensen in de bewoners blijft zien, dan ben je goud waard. Het helpt mij als dochter enorm te weten dat er Wietekes zijn waar mijn vader woont.

Op Carnavalsmaandag neem ik de trein van hossend Eindhoven naar Hoorn, waar mijn vader een tijdje terug naar toe verhuisd is. West-Friesland en Brabant lijken in niks op elkaar: de omgeving is anders, het accent, de woorden. Maar de mensen zijn er even lief. Als ik binnenkom zit papa in de kamer, behangen met serpentineslingers. Blijk ik net het carnavalsfeest gemist te hebben! In Hoorn?! Weer wat geleerd. De activiteitenbegeleidsters en verzorgenden vertellen hoe leuk hij het vond en het lijkt alsof ze dat zelf net zo fijn vonden om te zien als ik het vind om dat te horen. Als ik informeer hoe dat dan gaat, zo’n viering, en of er nog iemand mee kon zingen, zeggen ze: ‘nou ja, wíj hebben het zweet op ons voorhoofd staan! En de polonaise kan niet meer, maar dan doen we een dansje dat nog wel kan.’ Ik denk dat het raar overkomt om iemand na zo’n opmerking te zoenen, dus ik zei maar gewoon ‘wat fantastisch wat jullie doen’ . Als iemand van wie je houdt ziek is, ben je voor hoop en gemoedsrust afhankelijk van anderen. Ik moet de trein terug kunnen nemen in de wetenschap dat mijn vader in goede handen is. Dat vertrouwen is onbetaalbaar.

Ik vraag me af: die ouders die gruwen van het vmbo en een mbo-opleiding voor hun kind te min vinden, zouden die hun vader in een verpleeghuis achter hebben moeten laten? Hebben die wel eens de thuiszorg moeten bellen voor een familielid? Hebben die zelf wel eens zorg nodig gehad en ervaren wat oprechte betrokkenheid, een welgemeend ‘goedemorgen’ en een opbeurend grapje betekenen? Goede zorg maakt lijden dragelijk en houdt de mens in de zieke zichtbaar. De Wietekes van deze wereld zouden op handen gedragen moeten worden.

Dit delen:

door Imke De Graaf 13 december 2025
Jaren geleden werd ik heel ziek tijdens een droomvakantie naar Madagaskar. Als ik daaraan terugdenk zie ik de allerliefste piepjonge en beeldschone, in roze gestoken verpleegstertjes boven mijn bed zweven en voel ik de angst. Wat me het meest is bijgebleven van mijn terugreis naar Nederland is het gevoel van de gladde wegen in de taxi van het vliegveld naar huis. Het stond voor veiligheid, zekerheid, en het vertrouwen dat het weer goed zou komen. Thuis, Nederland, waar alles geregeld is. Ik had nooit eerder zo’n diep gevoel van dankbaarheid ervaren voor de staat van onze infrastructuur. Ik wil maar zeggen: soms gebeurt er iets waardoor je alles anders gaat bekijken en ineens heel blij bent met iets dat er altijd al was. Omdat een mens, of in ieder geval ik, dit soort waardevolle lessen snel vergeet, geeft het leven je meerdere kansen om te leren. Afgelopen zomer stond weer een droomvakantie gepland. Ik had een sabbatical genomen van begin schooljaar tot kerst en met de zomervakantie erbij konden mijn man en ik een half jaar reizen. Het afscheidsetentje met de kinderen was al achter de rug; de spullen stonden klaar in de gang. Laat ik het vervolg samenvatten door te zeggen dat het sabbatical werd omgezet in ziekteverlof en dat mijn man en ik wel een half jaar hebben gereisd, maar dan metaforisch gezien, door de medische wereld. Gisteren zat ik bij de bedrijfsarts, om te bespreken of ik weer klaar was om les te geven. Ik vertelde dat ik even de klas in gegaan was om mijn mentorleerlingen te zeggen dat ik terugkwam, en dat ik meteen daarna de wc was ingedoken omdat ik moest huilen. Hij vroeg waarom en ik kwam niet veel verder dan ‘omdat ik dacht…ik ben er weer. Ze zaten ook allemaal zo lief te kijken.’ En toen wist ik het zelf ook weer. Ik ben nog niet de oude en zie op tegen de werkdruk, de stress rondom allerlei organisatorische veranderingen en de onvoorspelbaarheid van een klas. Ik ben bang dat ik focus mis en te emotioneel reageer als het tegenzit. Maar die school, dat is mijn plek. Werken met zo’n club vijftienjarigen, al die individuen die me nieuwsgierig maken en blijven uitdagen, vind ik het allermooist. En als ik dan hoor ‘Hééé mevrouw! Bent u er weer! We hebben u gemist!’ dan voelt dat net als toen met die gladde weg. Kom maar op, 2026.
door Imke De Graaf 23 september 2024
Op een familieweekend zag ik mijn dochters (20 en 22) ineens een heel andere versie van ‘Wie is het?’ spelen. Ze stelden elkaar vragen die niets met uiterlijk te maken hadden zoals ‘Eet deze persoon vaak een emmer kip van KFC?’ of ‘Heeft de jouwe een huis vol planten?’. Het gemak waarmee ze na elke ‘ja’ of ‘nee’ personen begonnen weg te klappen was hilarisch en tot mijn verbazing lukte het een paar keer de juiste persoon te kiezen. Zo niet, dan zaten ze er heel dichtbij en volgden uitroepen als ‘Natuurlijk zit zij niet bij een leesclub! Kijk dat haar!’ We stoppen mensen in hokjes, dichten ze eigenschappen, hobby’s, voorkeuren of overtuigingen toe op basis van hun uiterlijk. Dat is evolutionair zo bepaald. Het is heel nuttig, dat we dit kunnen. Zo zien we snel wie ‘onze mensen’ zijn en wie niet. Een juiste inschatting of iemand tot de veilige groep behoorde was in de prehistorie van levensbelang. Snel kunnen oordelen hielp ons overleven. Nu de groep, zeker na de komst van het internet, onoverzichtelijk groot geworden is, helpt het indelen van mensen ons de complexiteit van de wereld te beheersen. Het geeft een gevoel van orde en het vergemakkelijkt samenwerking en het opbouwen van relaties binnen onze eigen groep. We stoppen mensen in hokjes en dat geeft niks, zolang we ons ervan bewust zijn dat we dat doen. Dan kunnen we geregeld stilstaan bij onze aannames om meer te leren over de bril waarmee we kijken, om hem vervolgens af te zetten. Actief streven naar nuance, met nieuwsgierigheid als grondhouding. Het baart mij grote zorgen dat het identiteitsdenken in deze tijden van polarisatie onder jongeren aan kracht lijkt te winnen. De focus op gedeelde ervaringen of kenmerken binnen een groep, zoals ras, gender, religie of seksualiteit, kan belangrijk zijn voor een gemeenschappelijke strijd en er is veel om voor te strijden. Er is systemisch onrecht, elke dag sterven onschuldige mensen, het lijden is groot. Ik hou van betrokken jonge mensen die zich zorgen maken over het lijden van anderen en de toekomst van onze planeet en die willen vechten voor een betere wereld. Maar de manier waarop, met deze focus op één kenmerkend aspect, leidt er toe dat mensen gereduceerd worden tot die ene identiteit. Palestijn, Jood, boer, klimaatactivist, et cetera. De ‘wij’ of de ‘zij’. Verschillen worden uitvergroot en stereotyperingen en vooroordelen versterkt. Precies wat we niet nodig hebben. Op school ervaar ik dat, alle goede bedoelingen ten spijt, het prioriteren van diversiteit en inclusiviteit op de manier waarop dat de laatste jaren gebeurt niet bijdraagt aan meer begrip voor elkaar. De strijd voor maatschappelijke verandering en emancipatie van minderheden wordt te vaak ideologisch gevoerd. Ik zie leerlingen die bang zijn hun mening te geven, omdat het een 'verboden' mening kan zijn. Laatst twijfelde een leerling midden in zijn zin, toen hij het had over een 'bl...b...coloured man'. Bij een les over gendergelijkheid was de irritatie in de groep voelbaar. Niemand bleek aan gelijke kansen en keuzes voor man en vrouw te denken. Gender stond alleen voor genderidentiteit. Ik heb collega's die klachten krijgen over grapjes, via ouders en directie. Leerlingen groeien niet op in een vacuüm. En onze kinderen groeien nu op in een klimaat dat niet bevorderlijk is voor kritisch denken, voor een open houding en een uitgesteld oordeel. Walt Whitman zei het al in zijn Song of Myself in 1855, ver voor het spel 'Wie is het?' bestond: ‘I am not contained between my hat and my boots’ since ‘[in] all people I see myself’. We kunnen allemaal iets van onszelf in de ander, elke ander, herkennen. We hebben meer gemeen dan we van elkaar verschillen. En niemand van ons is te reduceren tot één aspect van zijn wezen. Als je mij vrouw noemt, of wit, of Nederlands, of docent, weet je niet wie ik ben. Al deze kenmerken zijn belangrijk voor wie ik geworden ben en hebben elke dag invloed op de bril waarmee ik mezelf en de wereld zie, maar ze vertellen niet mijn hele verhaal. Ik hou van quinoasalade en carnaval, van filosofie en B&B Vol Liefde, van achtbanen en de hei. De bekendste regel uit het gedicht van Whitman luidt ‘Do I contradict myself? Very well then I contradict myself, (I am large, I contain multitudes)’. Dat geldt voor iedereen en dat is prachtig. Het maakt nieuwsgierig. Hoop ik.
MEER BLOGS »